Woordenlijst
De woordenlijst is een "werk in uitvoering", help hier aan mee als je kunt. Je kunt hier over discussiëren in het documentatie forum.
De onderstaande lijst is een verklarende woordenlijst van veelgebruikte termen in MuseScore en hun betekenis.
A
- Acciaccatura
- Een korte →siernoot die wordt weergegeven als een kleine noot met een schuine streep door de stok. Deze wordt kort uitgevoerd en verandert niets aan de waarde van de noot waaraan deze gekoppeld is.
- Achtste noot
- Een noot waarvan de duur een achtste van een hele noot is.
- Akkoord
- Een groep van twee of meer noten die samen klinken. Als je een akkoord in MuseScore wilt selecteren, druk je op Shift en klik je op een noot. In het instellingenoverzicht heeft het woord "Akkoord" echter alleen betrekking op noten met dezelfde stem als de geselecteerde noot (s).
- Ambitus
- Noot (of vocaal) bereik gebruikt in een →notenbalk. Vooral gebruikt in oude muziek
- Anacrusis
- Zie →opmaat.
- Anker
- Het bevestigingspunt in de partituur van objecten zoals tekst en lijnen: wanneer het object wordt gesleept, verschijnt het anker als een kleine bruine cirkel die met een stippellijn is verbonden met het object. Afhankelijk van het geselecteerde object, kan het anker ervan worden bevestigd aan (a) een noot (bijvoorbeeld vingerzetting), (b) een notenbalklijn (bijvoorbeeld notenbalktekst) of (c) een maatstreep (bijvoorbeeld herhalingen).
- Antimetrisch figuur
- Een antimetrisch figuur deelt een hogere nootwaarde door een aantal andere noten dan aangegeven door de maatsoort. Een →triool verdeelt bijvoorbeeld de hogere nootwaarde in drie delen in plaats van twee. Voorbeeld van antimetrische figuren zijn o.a.: →triolen, →duolen en →kwintolen
- Appoggiatura
- Een lange →siernoot die waarde van de bijbehorende noot afhaalt. De functies zijn onder meer: doorgeven toon, anticipatie, geslagen dempen en ontsnapping toon.
- Arpeggio
- Een arpeggio vertelt de uitvoerder om het akkoord op te splitsen in de losse noten die afzonderlijk, de een na de ander, worden gespeeld. Een pijl op het arpeggio geeft de richting aan waarin de speler de noten van het akkoord moet spelen.
B
- Besturingssysteem
- Operating System (OS)
- Onderliggende set van programma's die een computer instellen, waardoor extra programma's (zoals MuseScore) mogelijk worden. Populaire besturingssystemen zijn Microsoft Windows, macOS en GNU / Linux.
Niet te verwarren met een bladmuziek →systeem.
- Bewerkingsmodus
- De programma modus waarin je verschillende elementen in de partituur kunt bewerken.
- BPM
- Beats Per Minute is de eenheid voor het meten van tempo, traditioneel geteld in kwartnoot duren. Zie →metronoom markering
- Brevis
- Een dubbele hele noot of breve is een noot die de duur heeft van twee hele noten.
C
- Caesura
- Een caesura (//) is een korte, stille pauze. De tijd wordt niet geteld voor deze periode en muziek hervat wanneer de dirigent dit aangeeft.
- Cent
- Een interval gelijk aan een honderdste van een halve toon.
D
- Dubbel kruis
- Een dubbel kruis (♯♯ of 𝄪) is een teken dat aangeeft dat de toonhoogte van een noot twee halve tonen moet worden verhoogd.
- Dubbele mol
- Een dubbele mol (♭♭ of 𝄫) is een teken dat aangeeft dat de toonhoogte van een noot twee halve tonen moet worden verlaagd.
- Dubbele notenbalk
- Een systeem van twee of meer notenbalken met viool (g) en bas (f) sleutels, bijvoorbeeld gebruikt voor de muzieknotatie voor toetsinstrumenten en de harp.
- Duool
- Zie →antimetrisch figuur.
- Dynamiek
- Een symbool dat de relatieve sterkte van een noot of muziekfragment aangeeft—zoals mf (mezzoforte), p (piano), f (forte) etc., beginnend bij de noot waar het teken staat.
- Dynamiek, enkele noot
- Een dynamische markering die slechts op één noot van toepassing is—zoals sfz (sforzando), fp (fortepiano) etc.
E
- 1st en 2de Einden
- Zie →volta.
- Enharmonische noten
- Noten met dezelfde toonhoogte maar die verschillende geschreven zijn. Bijvoorbeeld: G♯ en A♭.
G
- Geluidsstrekte
- De geluidssterkte eigenschap van een noot bepaalt hoe hard de noot wordt gespeeld. Dit gebruik van de term komt van MIDI-synthesizers. Op een toetsinstrument is het de snelheid waarmee een toets wordt ingedrukt die het volume regelt. De gebruikelijke schaal voor geluidssterkte is 0 (stil) tot 127 (maximum).
H
- Halve noot
- Een noot waarvan de duur de helft van een hele noot.
- Herbepaal toonhoogtes
- Probeert de juiste voortekens te raden voor de hele partituur (zie voortekens).
- Herstellingsteken
- Een herstellingsteken (♮) is een teken dat een eerdere wijziging voor noten van dezelfde toonhoogte opheft.
- Hulplijn
- Lijn(en) die worden toegevoegd boven of onder de notenbalk.
I
- Interval
- Het verschil in toonhoogte tussen twee noten, uitgedrukt in de trap van de toonladder (bijvoorbeeld grote secunde, kleine terts, reine kwint enz.). Zie trap (muziek) (Wikipedia).
K
- Koron
- Een Iraans →voorteken dat een verlaging van de toon aangeeft en deze wordt verlaagd met een kwart toon (in vergelijking tot een →mol die de noot verlaagd met een halve toon). Het is mogelijk om dit voorteken in de →toonsoort te gebruiken.
Zie ook →Sori.
- Kruis
- Teken (♯) dat aangeeft dat de toonhoogte van een noot een halve toon moet worden verhoogd.
- Kwartnoot
- Een noot waarvan de duur een kwart van een hele noot is.
- Kwartool
- Zie →antimetrisch figuur.
- Kwintool
- Zie →antimetrisch figuur.
L
- Legatoboog
- Een gebogen lijn over of onder twee of meer noten, wat betekent dat de noten vloeiend en verbonden worden gespeeld (legato).
Zie ook →overbinding.
- Longa
- Een longa is een viervoudige hele noot.
M
- Maat
- Een tijdsegment gedefinieerd door een bepaald aantal tellen. Door muziek in maten te verdelen, krijg je regelmatig referentiepunten voor het lokaliseren van locaties binnen een muziekstuk.
- Maatstreep
- Een verticale lijn door een →notenbalk of een volledig →systeem die de →maten van elkaar scheiden.
- Metronoommarkering
- Metronoommarkeringen worden meestal aangegeven door een nootlengte die gelijk is aan een bepaalde afspeelsnelheid in →BPM. In MuseScore worden metronoommarkering gebruikt in tempotekst.
- Mol
- Een teken (♭) dat aangeeft dat de toonhoogte van een noot een halve toon moet worden verlaagd.
- Muzieksleutel
- Teken aan het begin van een →notenbalk, gebruikt om aan te geven welke muzieknoten op de lijnen en tussen de lijnen staan.
Muzieksleutels zijn erg handig voor het →transponeren.
N
- Normale modus
- De programma modus wanneer de noteninvoermodus of bewerkingsmodus niet actief is. Druk op Esc om deze te activeren. In de normale modus kun je door de partituur navigeren, selecteren, elementen verplaatsen, eigenschappen in het instellingenoverzicht aanpassen en de toonhoogte veranderen van bestaande noten.
- Notenbalk
- Een set lijnen en spaties, die elk een toonhoogte vertegenwoordigen, waarop muziek wordt geschreven. In oude muzieknotatie (vóór de 11e eeuw) kan de notenbalk een willekeurig aantal lijnen hebben.
- Notenbalkafstand
- Zie →Spatie.
- Noteninvoermodus
- De programma modus die gebruik wordt voor het invoeren van noten.
O
- Opmaat (ook bekent als anacrusis)
- Onvolledige eerste maat van een stuk of gedeelte van een muziekstuk. Zie maatduur en maak een nieuwe partituur: opmaat. En ook sluit uit van matentelling.
- Overbinding
-
Een gebogen lijn tussen twee of meer noten op dezelfde toonhoogte om een enkele noot van gecombineerde duur aan te geven:
- Kwartnoot + overbinding + kwartnoot = halve noot
- Kwartnoot + overbinding + achtste noot = gepunteerde kwartnoot
- Kwartnoot + overbinding + achtste noot + overbinding + zestiende noot = dubbel gepunteerde kwartnoot
Zie ook →legatoboog.
P
- Partij
- Muziek die wordt gespeeld of gezongen door een of een groep muzikanten met hetzelfde instrument. In een strijkkwartet, 1e partij = viool 1, 2e partij = viool 2, 3e partij = altviool, 4e partij = cello, in een koor kunnen er partijen zijn voor sopraan, alt, tenor en bas. Een partij heeft één of meerdere →notenbalken (bijv. een piano heeft 2 notenbalken, een orgel kan 2 of 3 notenbalken hebben).
R
- Rust
- Interval van stilte met van een bepaalde duur.
S
- Schuine streep akkoord
- Zie Slash chord (Wikipedia) (Engelstalig)
- Schuine streep-notatie
- Een vorm van muzieknotatie met schuine strepen op of boven/onder de notenbalk om het ritme van een begeleiding aan te geven, vaak gebruikt in combinatie met akkoordsymbolen. Er zijn twee soorten: (1) schuine streep-notatie die bestaat uit een ritmische schuine streep op iedere tel, de exacte interpretatie wordt aan de speler overgelaten (zie vul met schuine strepen); (2) Ritmische schuine streep notatie die het precieze ritme aangeeft voor de begeleiding (zie Schakel 'ritmische schuine streep-notatie' om).
- Sextool
- Zie →antimetrisch figuur.
- Siernoot
- Grace notes appear as small notes in front of a normal-sized main note. See →acciaccatura and →appoggiatura.
- SFZ
- Een virtueel instrumentformaat ondersteund door MuseScore (samen met →Soundfonts). Een SFZ-bibliotheek bestaat uit een of meer SFZ-tekstbestanden, die elk een specifieke instrumentinstelling definiëren, en veel samples van audiogeluid.
- Sori
- Een Iraans →voorteken dat een verhoging van de toon aangeeft en deze wordt verhoogd met een kwart toon (in vergelijking tot een kruis die de noot verhoogd met een halve toon). Het is mogelijk om dit voorteken in de →toonsoort te gebruiken.
Zie ook →Koron.
- SoundFont
- Een virtueel instrumentformaat ondersteund door MuseScore (samen met →SFZ). Een Soundfont is een speciaal bestandstype (extensie .sf2 of .sf3 indien gecomprimeerd) met geluidssamples van één of meer muziekinstrumenten. In feite een virtuele synthesizer die fungeert als een geluidsbron voor MIDI-bestanden. MuseScore wordt geleverd met het soundfont "MuseScore_General.sf3".
- Spatie / Ruimte / sp. (afkorting/eenheid)
- De afstand tussen de middelpunten van twee lijnen van een notenbalk (of een kwart van de grootte van de volledige vijf-lijns notenbalk, uitgaande van een hypothetische notenbalklijndikte van 0). De grootte van de meeste elementen in de partituur is gebaseerd op deze instelling (zie Pagina-instellingen).
- Sprong
- In MuseScore zijn "sprongen" notaties zoals "D.S. al Coda", deze zijn beschikbaar in het "herhalingen & sprongen" palet.
- Staptijd invoer
- De standaard invoermodus van MuseScore, waarmee je de muzieknotatie per noot (of rust) kunt invoeren.
- Stem
- Polyfone instrumenten zoals keyboards, violen of drums moeten tegelijkertijd noten of akkoorden van verschillende duur op dezelfde →staff kunnen bevatten. Om zulke dingen te schrijven, moet elke horizontale opeenvolging van noten of akkoorden onafhankelijk van de notenbalk worden geschreven. In MuseScore kun je maximaal 4 stemmen per notenbalk hebben. Niet te verwarren met vocalisten, zangstemmen zoals sopraan, alt, tenor en bas, die kunnen beter gezien worden als instrumenten.
- Systeem
- Een aantal notenbalken die gelijktijdig worden gelezen in de partituur.
Zie ook →Operating System (OS).
T
- Tempomarkering
- Zie →Metronoommarkering
- Toonhoogteherstel modus
- Hiermee kun je een bestaande passage van muziek herschrijven door de toonhoogtes te wijzigen zonder het ritme te wijzigen.
- Toonsoort
- Set van →kruisen of →mollen aan het begin van de →notenbalk. Het geeft een idee over de tonaliteit en vermijdt herhaling van die tekens in de →notenbalk.
Een toonsoort van Bes betekent F majeur of D mineur tonaliteit.
- Transpositie
-
De handeling waarbij de toonhoogtes van één of meerdere noten met een constante interval omhoog of omlaag worden verplaatst. Er kunnen verschillende redenen zijn om een stuk om te transponeren, bijvoorbeeld:
- De melodie is te laag of te hoog voor een zanger. In dit geval moet het hele orkest ook worden omgezet - dit is eenvoudig te doen met MuseScore.
- De partij is geschreven voor een bepaald instrument, maar moet door een andere worden gespeeld.
- De partituur is geschreven voor een orkest en je wilt horen hoe de afzonderlijke instrumenten klinken. Dit vereist het veranderen van de transponerende instrumentonderdelen naar werkelijke toonhoogte.
- Een donkerder of een meer briljant geluid is gewenst.
- Triool
- Zie →antimetrisch figuur.
V
- Vlag
- Zie →waardestreep.
- Volta
- In een herhaald gedeelte van de muziek is het gebruikelijk dat de laatste paar maten van het gedeelte verschillen. Markeringen genaamd volta's worden gebruikt om aan te geven hoe de sectie elke keer moet worden beëindigd. Deze markeringen worden vaak eenvoudigweg →einden genoemd.
- Voortekens
- Een teken dat geplaatst wordt voor een noot waarmee de toonhoogte verhoogt of verlaagt word. De meest gebruikelijke voortekens zijn →kruis, →mol of →herstellingsteken, maar dubbele kruisen of dubbele mollen kunnen ook worden gebruikt. Ook zijn er →koron en →sori en andere kwart toon voortekens. Voortekens zijn van toepassing op alle noten met dezelfde →notenbalk positie voor de rest van de maat maar ze kunnen ook worden opgeheven door een ander voorteken. Wanneer noten over een →maatstreep zijn verbonden dan geldt het voorteken tot en met de overgebonden noot na de maatstreep maar niet voor de noten die daarop volgen op dezelfde →notenbalk positie in die maat.
W
- Waardestreep
- Noten met een duur van een →achtste of korter hebben ofwel een →vlag of een waardestreep. Waardestrepen worden gebruikt voor het groeperen van noten.
- Werkelijk toonhoogte
- Hiermee kun je wisselen tussen de werkelijke toonhoogte en transponerende toonhoogte (zie werkelijke toonhoogte en transpositie).
Externe links