Selecteer Opmaak→Stijl...→Maat om de stijl eigenschappen van de maten weer te geven.
Hiermee kun je de afstand tussen de verschillende elementen in een maat bepalen.
Indien je een maat stijl eigenschap aanpast dan zal MuseScore automatisch de partituur aanpassen om te zorgen dat er voldoende ruimte is tussen de noten de rusten. Ook worden de elementen die aan noten of rusten gekoppeld zijn, zoals vingerzetting, dynamische tekens, lijnen, etc. opnieuw gepositioneerd.
Alle instellingen die gerelateerd zijn aan de breedte van de maat en noot ruimte zijn minimum waarden. Maten worden, indien nodig, automatisch opgerekt om de pagina marges te volgen.
Alle hieronder vermelde eigenschappen gebruiken de notenbalkafstand (afgekort tot "sp") als standaard eenheid. Zie Pagina instelling: Schaalfactor voor meer informatie.
Minimum maatbreedte: Bepaald de minimum horizontale breedte van de maten. In maten met erg weinig objecten (bv. een enkele hele noot of hele maatrust) zal de maat niet verder krimpen dan deze minimum waarde.
Tussenruimte (1=krap): Verminderd of vergroot de ruimte na noten of rusten. Deze instelling heeft dus niet alleen invloed op de ruimte tussen de noten, maar ook tussen de laatste noot en de eindmaatstreep. Voor de ruimte tussen het begin van de maat en de eerste noot of rust, zie Linkermarge noot (hieronder).
Linkermargenoot: Bepaald de afstand vanaf de maatstreep tot aan de eerste noot.
Afstand van de maatstreep tot aan een siernoot: Bepaald de afstand tussen een maatstreep en een siernoot die aanwezig is voor de eerste eigenlijke noot in een maat (onafhankelijk van de "Linkermarge noot" instelling).
Afstand van de maatstreep tot aan toevallig voorteken: Bepaald de afstand tussen de maatstreep en een voorteken dat geplaatst is voor de eerste noot in een maat (onafhankelijk van de "Linkermarge noot" instelling).
Afstand van de noot tot aan de maatstreep: Bepaald de afstand van de laatste noot tot aan de volgende maatstreep.
Minimumafstand tussen noten: Bepaald de kleinste ruimte die MuseScore zal gebruiken na iedere noot (afhankelijk van andere factoren wordt mogelijk meer ruimte gehouden).
Linkermarge bij de muzieksleutel: Bepaald de afstand tussen het begin van iedere regel en de sleutel. (Deze optie wordt zelden gebruikt).
Linkermarge bij toonsoort: Bepaald de afstand tussen het begin van de maat en de toonsoort.
Linkermarge bij maatsoort: Bepaald de afstand tussen het begin van de maat en de maatsoort (indien er geen toonsoort tussen staat).
Afstand maatsoort tot maatstreep: Bepaald de afstand tussen de maatsoort en de daaropvolgende maatstreep
Rechtermarge bij muzieksleutel/toonsoort: Bepaald de afstand tussen een muzieksleutel of toonsoort in de notenbalk en de daaropvolgende noot of rust.
Afstand van de muzieksleutel tot aan de maatstreep: Bepaald de afstand tussen een maatstreep en een sleutel wijziging die daaraan voorafgaat.
Afstand sleutel tot toonsoort: Bepaald de afstand van de sleutel tot de toonsoort die daarop volgt.
Afstand sleutel tot maatsoort: Bepaald de afstand van de sleutel tot de maatsoort die daarop volgt (indien er geen toonsoort tussen staat).
Afstand toonsoort tot maatsoort: Bepaald de afstand tussen de toonsoort en de maatsoort.
Afstand toonsoort tot maatstreep: Bepaald de afstand tussen de toonsoort en de maatstreep die daarop volgt.
Systeem kop afstand: Bepaald de afstand van een sleutel of toonsoort aan het begin van een systeem tot aan de eerste noot of rust.
Afstand systeem kop met maatsoort: Bepaald de afstand van de maatsoort aan het begin van een systeem tot aan de eerste noot of rust.
Linker- en rechtermarge bij een meermaatsrust: Bepaald de afstand tussen een meermaatsrust en de maatstrepen aan beide zijde.
Notenbalklijndikte: Bepaalde de dikte van de lijnen in de notenbalk, hiermee kun je de notenbalk dikker en donkerder maken indien je deze beter zichtbaar wilt maken in de afdrukken.
Opmerking: Wijzigingen aan individuele maten met behulp van uitrekking (Opmaak→Uitrekking → Vergroot/verminder de uitrekking van de opmaak) zijn proportioneel en worden berekend na het toepassen van de algemene afstand instellingen.
Opmaak en lay-out opties voor de partituur zijn beschikbaar in het Opmaak menu.
De belangrijkste opdrachten en dialoogvensters die van invloed zijn op de lay-out van de partituur worden direct hieronder vermeld. Andere opmaakopties worden verderop op de pagina behandeld (maar voor tekst, zie tekststijlen en eigenschappen).
Pagina-instellingen: Wijzig de algemene instellingen zoals de pagina-afmetingen, pagina marges en schaalfactor.
Vergroot/verminder de uitrekking van de opmaak: Wijzig de opmaak door het uitrekken of inkrimpen van de geselecteerde maten.
Partituur: Wijzig partituur instellingen, zoals het gebruik van meermaatsrusten of verbergen van lege notenbalken.
Pagina: Wijzig algemene instellingen die bepalen hoe dicht notenbalken en systemen op elkaar staan, hoeveel marge er is voor de liedtekst etc.
Maatstijl: Stel de opmaak van de maat in om zo het aantal maten per regel te beïnvloeden.
Groottes: Stel de standaard grootte in voor "kleine" en siernoten, kleine notenbalken en kleine sleutel.
Overige opdrachten:
Voeg systeemomslagen toe/verwijder systeemomslagen: Bepaal het aan maten per systeem.
Afbrekingen en afstandshouders: Voeg systeem-, pagina- of sectie-omslagen toe. Je kunt ook extra ruimte tussen bepaalde systemen of notenbalken toevoegen indien nodig.
Het Stijl submenu bevat de mogelijkheden waarmee de algemene opmaak van veel elementen in de partituur kan worden aangepast. Het venster kun je als volgt openen:
In het Stijl venster zijn de volgende opties beschikbaar:
Om de Partituur eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Partituur.
In dit venster kunnen de algemene eigenschappen zoals het lettertype voor de muziek, het weergeven van meermaatsrusten, het verbergen van lege notenbalken, swing-instellingen, etc. worden aangepast.
Lettertype voor muziektekst: Maak een keus uit: Emmentaler, Bravura, Gonville of MuseJazz lettertype.
Geef in werkelijke toonhoogte weer: Vink deze optie aan om de partituur in de werkelijke toonhoogte weer te geven. Indien niet geselecteerd, dan wordt de partituur in de geschreven toonhoogte weergegeven.
Maak meermaatsrusten: Vink aan om meermaatsrusten weer te gebruiken.
Lege notenbalken in systeem verbergen: Met deze optie wordt ruimte bespaard door notenbalken te verbergen waarin alleen lege maten staan. Wordt gebruikt bij samengevoegde partituren.
Lege notenbalken in het eerste systeem niet verbergen: Zorgt dat alle notenbalken in het eerste systeem zichtbaar zijn, zelfs indien deze alleen uit lege maten bestaan.
Haken altijd laten zien bij enkele notenbalk: Laat haken zien bij een enkele notenbalk.
Geef nootwaardes over de maatstreep heen weer: Een functie die handig is bij de notatie voor oude muziek. Zie notatie zonder maatstrepen.
Verberg de instrumentnaam als er maar 1 instrument is: In dit geval hoef je de naam van het instrument meestal niet weer te geven.
Swing-instellingen bepalen de hoeveelheid "swing" die wordt toegepast op de hele partituur.
Indien je de "swing" wilt instellen in de partituur, zie Swing.
Automatisch plaatsen bepaalt het bereik en minimum afstand die wordt gebruikt bij het verticaal uitlijnen van elemente.
Om de Pagina eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Pagina.
In dit venster kun je de lay-out van de partituur aanpassen door het wijzigen van de afstand voor de marges, systemen, liedtekst regels en kaders. Je kunt hier ook bepalen wanneer de toonsoort, maatsoort en sleutels moeten worden weergegeven.
Het onderstaande diagram is een gids voor de verschillende parameters in dit venster:
Benedenmarge voor muziek: De afstand tussen de onderste notenbalk lijn van de laatste notenbalk op de pagina en de ondermarge van de pagina.
Notenbalkafstand: De ruimte tussen notenbalken die geen onderdeel zijn van een dubbele notenbalk (zie hieronder).
Opmerking: Om de ruimte boven een bepaalde notenbalk aan te passen, zie extra ruimte boven notenbalk (Notenbalk eigenschappen).
Maximum systeem afstand: De maximum afstand die is toegestaan tussen een systeem en de daarop volgende.
Bovenmarge voor verticaal kader: De standaard hoogte van de marge boven een verticaal kader.
Benedenmarge voor verticaal kader: De standaard hoogte van de marge onder een verticaal kader.
Drempelwaarde opvullen laatste systeem: Indien het laatste systeem langer is dan dit percentage van de pagina breedte, dan wordt deze opgerekt om die ruimte op te vullen.
Met de selectie vakjes is het mogelijk te bepalen wanneer de muzieksleutels, maatsoorten en toonsoorten moeten worden weergeven, inclusief herinneringen hieraan.
Om de Groottes eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Groottes.
Stelt de proportionele grootte in voor "kleine" en siernoten en ook voor kleine notenbalken en muzieksleutels. Het is normaal gesproken niet nodig om dit aan te passen.
Om de Koptekst, voettekst eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Koptekst, voettekst.
Hiermee kun je koptekst en voettekst toevoegen aan de partituur met gebruikmaking van de meta tags (zie partituur informatie), zoals paginanummers, pagina koptekst, copyright informatie, etc. Ook kun je verschillende kopteksten en voetteksten maken voor even en oneven pagina's, zoals het plaatsen van de paginanummers aan de rechterzijde voor oneven pagina's en aan de linkerzijde voor even pagina's.
Indien je de muis boven het tekstgedeelte van de koptekst of voettekst plaatst, dan wordt er een lijst met macro's weergegeven met hun betekenis en worden de meta tags weergegeven met hun waarde.
Om een koptekst of voettekst te maken voor een individuele partij, dan moet je ervoor zorgen dat deze partij de actieve tab is in het document venster. Om een koptekst of voettekst te maken voor een partituur met gekoppelde partijen dien je te zorgen dat de hoofd partituur de actieve tab is in het document venster.
Om de Maatnummers eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Maatnummers.
Hiermee kun je bepalen of er maatnummers moeten worden weergegeven in de partituur en, indien actief, met welke interval en onder welke condities.
Om de Systeem eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Systeem.
In dit venster kun je verschillende eigenschappen voor alle systemen aanpassen.
Systeem haken:
Zie ook haken.
Systeemscheidingstekens:
Om de Muzieksleutels eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Muzieksleutels.
Bepaal de stijl van de standaard tablatuur sleutel: Normale TAB-sleutel of TAB-sleutel met schreef (Serif).
Om de Voortekens eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Voortekens.
Hier kun je bepalen hoe de toonsoort wordt weergegeven wanneer de toonsoort wijzigt. Zie herstellingstekens bij toonsoort wijzigingen.
Om de Maat eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Maat.
Voor meer informatie, zie maat.
Om de Maatstrepen eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Maatstrepen.
Met de overige eigenschappen kan de dikte van "dikke", "dunne" en "dubbele" maatstrepen, de afstand tussen dubbele maatstrepen en de afstand tussen de herhalingsmaatstreep en de punt worden ingesteld.
Om de Noten eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Noten.
Dit venster kun je ook direct vanuit de partituur openen door met rechts te klikken op een noot en te kiezen voor "Stijl…".
De afstand en dikte van objecten ten opzichte van noten (stok, hulplijn, voorteken, punt). Het aanpassen van deze instellingen is niet gebruikelijk.
Om de Waardestrepen eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Waardestrepen.
Hiermee kunnen de eigenschappen van de waardestrepen worden ingesteld voor de partituur:
Het aanvinken van de Maak alle waardestrepen vlak optie zorgt ervoor dat alle waardestrepen horizontaal worden gemaakt en niet schuin lopen.
Om de Antimetrische figuren eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Antimetrische figuren.
Verticale afstand vanaf de noten:
Horizontale afstand vanaf de noten:
Haken:
Eigenschappen:
Om de Arpeggios eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Arpeggios.
Hiermee kun je de afstand tot de noot, de lijndikte en haaklengte instellen van de volgende arpeggio symbolen:
Om de Legatobogen, overbindingen eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Legatobogen, overbindingen.
Om de Crescendo/decrescendo-tekens eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Crescendo/decrescendo(diminuendo)-tekens.
Hier kun je de standaard eigenschappen van crescendo en decrescendo tekens instellen:
Om de Volta eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Volta.
Hier kun je de standaard eigenschappen van de volta's instellen:
Om de Ottava eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Ottava.
Hier kun je de standaard eigenschappen instellen van ottava's (octaaf lijnen):
Om de Pedaal eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Pedaal.
Hier kun je de standaard eigenschappen van de pedaal lijnen instellen:
Om de Triller eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Triller.
Hier kun je de standaard eigenschappen van de triller lijnen instellen:
Om de Vibrato eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Vibrato.
Hier kun je de standaard eigenschappen van de vibrato lijnen instellen:
Om de Bend/toonbuiging eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Bend/toonbuiging.
Hier kun je de standaard eigenschappen van een Bend/toonbuiging instellen. Inclusief de dikte van de lijn, pijl en lettertype eigenschappen.
Om de Tekstvervolglijn eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Tekstvervolglijn.
Hier kun je de standaard eigenschappen van de tekstvervolglijnen instellen:
Om de Articulaties, versieringen eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Articulaties, versieringen.
Hier kun je de standaard plaatsing en grootte (als percentage) van articulaties en versieringen instellen.
Om de Fermata eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Fermata.
Hiermee kun je de standaard plaatsing van de fermata instellen.
Om de Notenbalktekst eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Notenbalktekst.
Hiermee kun je de standaard eigenschappen van de notenbalktekst instellen.
Om de Tempotekst eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Tempotekst.
Hiermee kun je de standaard eigenschappen van de tempotekst instellen.
Om de Liedtekst eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Liedtekst.
Liedtekst
Liedtekst-streep
Liedtekst melisme/zangtoon
Zie ook melisme.
Om de Dynamische tekens eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Dynamische tekens.
Hiermee kun je de standaard eigenschappen van de dynamische tekens instellen.
Om de Repetitietekens eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Repetitietekens.
Hiermee kun je de standaard eigenschappen van de repetitietekens instellen.
Om de Basso continuo eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Basso continuo.
Hiermee kun je de standaard eigenschappen van de basso continuo instellen.
Om de Akkoordsymbolen eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Akkoordsymbolen.
In deze sectie kun je de standaard opmaak en positionering van akkoordsymbolen aanpassen:
Vorm:
Noot naamgeving:
Positionering:
Capo:
Om de Fretborddiagrammen eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Fretborddiagrammen.
In deze sectie kun je de standaard opmaak en positionering van Fretborddiagrammen aanpassen.
Om de Tekststijlen eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Tekststijlen.
In dit venster kan de opmaak van alle tekststijlen worden ingesteld. Individuele tekststijlen kun ook worden ingesteld middels het instellingenoverzicht.
Wijzigingen die je in het Stijl venster maakt worden meteen toegepast op de partituur maar kunnen worden teruggedraaid door op de Annuleren knop te drukken, waarmee ook het venster wordt gesloten. Druk op Ok om de wijzigingen op te slaan in de partituur en je venster te sluiten.
Indien je eigenschappen aanpast in een instrument partij dan kun je de Pas toe op alle partijen knop gebruiken om de wijzigingen door te voeren in alle partijen van de partituur.
Zie pagina-instellingen.
Met deze functie kun je systeemomslagen toevoegen of verwijderen in de gehele partituur of een gedeelte daarvan:
Kies Opmaak→Voeg systeemomslagen toe / verwijder systeemomslagen. Het volgende venster wordt nu weergegeven:
Kies één van de volgende opties:
Dit kan worden gebruikt om de horizontale ruimte tussen de noten in geselecteerde maten te vergroten, verkleinen of te herstellen naar de standaardwaarde.
Om de uitrekking terug te zetten naar de standaardwaarde doe je:
Zie ook Maat-eigenschappen: Uitrekking van de opmaak. Hiermee kun je de uitrekking nauwkeuriger bepalen.
Hiermee worden alle tekststijlen teruggezet naar de standaard "fabrieksinstelling":
Hiermee worden de waardestrepen ingesteld zoals de standaard die is bepaald voor de maatsoort:
Zie ook waardestrepen.
De Herstel vormen en posities functie stelt de standaard positie, stok richting en vormen (legatobogen, overbindingen, etc.) in voor de geselecteerde elementen in de partituur. Je voert dit als volgt uit:
Het is eenvoudig om de volledige set van stijlen (alle algemene stijl instellingen, alle tekststijlen en pagina-instellingen) van de ene partituur over te nemen naar de andere met de Laad stijl / Sla stijl op functie.
Een aangepaste stijl laden:
Alle bestaande stijlen in de partituur worden nu automatisch bijgewerkt.
Een aangepaste stijl opslaan:
*.mss
bestanden.Opmerking: Je kunt ook een voorkeursstijl voor partituren en partijen instellen in de partituur sectie van MuseScore's voorkeuren.
Met de pagina-instellingen kun je de algehele afmetingen van de partituur zoals: pagina-afmeting, pagina marges en schaalfactor aanpassen. Het is één van de belangrijkste opmaak gereedschappen in MuseScore, samen met de opties die beschikbaar zijn het Opmaak→Stijl… menu.
Om het pagina-instellingen venster te openen ga je naar het menu en selecteer je Opmaak → Pagina-instellingen....
Hier kun je het papierformaat dat gebruikt wordt selecteren op naam (Letter, A4...) of door het invoeren van de hoogte en breedte in mm of inches (gebruik de instelling bij eenheid om te bepalen welke je voorkeur heeft). De initiële standaard pagina-afmeting hangt af van je lokale instellingen. In Amerika is Letter formaat de standaard.
Er zijn ook twee keuze opties beschikbaar om de partituur Staand of Liggend op te maken. Ook kun je gebruik maken van de Dubbelzijdig optie voor de opmaak (bv. een boekformaat waarin de linker en rechter marges gespiegeld zijn voor even en oneven pagina's—zie hieronder).
Met de marges van even pagina's en marges van oneven pagina's kun je het afdrukbare gebied van je pagina's bepalen. Naast het aanpassen van de marge rondom de muziek op de pagina, worden andere instellingen (zoals de positie van kopteksten en voetteksten) relatief berekend ten opzichte van de marges die hier zijn ingesteld.
Indien de "Dubbelzijdig" optie is aangevinkt in het "Pagina-afmetingen" gedeelte, dan kun je verschillende marges instellen voor oneven en even pagina's. Anders is er slechts één set van marges beschikbaar en die worden toegepast op alle pagina's.
Om de pagina marges in de partituur weer te geven (alleen op het scherm) ga je naar Weergave→Laat paginamarges zien.
Met de schaalfactor instelling kun de grote van de partituur laten toe- of afnemen.
In MuseScore worden de afmetingen van de elementen in de partituur, zoals nootkoppen, stokken, voortekens, sleutel, etc. gedefinieerd in een eenheid genaamd notenbalkafstand, afgekort tot sp. (zie Woordenlijst). Indien je de "notenbalkafstand" instelling aanpast, dan zullen alle partituur elementen deze aanpassing volgen en worden de juist proporties gehandhaafd. De uitzondering hierop is tekst die je kunt instellen op een absolute waarde, onafhankelijk van de "schaalfactor".
Opmerking: Het aanpassen van de "schaalfactor" wijzigt niet altijd hoeveel systemen er op een pagina staan, omdat de systeem afstand kan variëren tussen de limieten die zijn ingesteld als "Min systeem afstand" en "Max systeem afstand" (zie Opmaak→Stijl...→Pagina).
Hiermee kun je bepalen of de waarden in millimeters of inches moeten worden weergegeven.
Stelt het nummer van de eerste pagina in van de partituur. Paginanummers lager dan 1 worden niet afgedrukt. Als je het nummer van de eerste pagina op -1 instelt dan wordt het paginanummer op de eerste en tweede pagina niet weergegeven en zal nummer 1 worden weergegeven op de derde pagina.
De Pas toe op alle partijen knop is beschikbaar indien je een partij aan het aanpassen bent in plaats van de partituur (zie partijen maken). Indien je de pagina-instellingen van een partij aanpast en je wilt dat alle andere partijen dezelfde instellingen gebruiken dan gebruik je deze knop om ze allemaal in één keer bij te werken.
Het afbrekingen en afstandshouders palet bevat de volgende niet-afdrukbare tekens:
De eerste drie symbolen zijn afbrekingen en de verticale lijnen zijn afstandshouders.
Een afbreking kan worden toegepast op een maat of een kader. Er zijn drie types:
Opmerking: (1) De symbolen zijn zichtbaar op het scherm maar worden niet afgedrukt. (2) Om systeem afbrekingen toe te voegen (of te verwijderen) aan de hele partituur of een deel daarvan, zie Toevoegen/verwijderen systeemomslagen. (3) Om een maat te splitsen, zie Maatbewerkingen: Splitsen en samenvoegen.
Afbrekingen kunnen worden toegepast met een (1) sneltoetscombinatie of (2) een afbrekingssymbool vanuit het palet.
Een systeemomslag of pagina-einde kan als volgt worden toegepast:
De afbreking kan vanuit het palet als volgt worden toegepast:
Voor het toepassen van een afbreking op de kader gebruik je één van de volgende opties:
Gebruik één van de volgende opties:
Zie ook: Toevoegen/verwijderen systeemomslagen.
Ondanks het feit dat afbrekingen niet zichtbaar zijn in de afdrukken, kun je deze wel herpositioneren door de bewerkingsmodus te activeren en vervolgens de pijltjes toetsen te gebruiken (zie postitie aanpassen van tekst objecten).
Een sectie-einde, zoals de naam al doet vermoeden, wordt gebruikt om verschillende secties te maken in een partituur. Net zoals bij een systeemomslag zorgt deze ervoor dat de volgende maat of kader met een nieuw systeem (nieuwe regel) begint en het kan, indien nodig, worden gecombineerd met een pagina-einde. Een sectie-einde kan bijvoorbeeld worden gebruikt om een muziekstuk in verschillende delen te splitsen.
Iedere sectie kan zijn eigen maatnummers hebben, onafhankelijk van de rest van de partituur. Standaard begint de eerste maat van een sectie met nummer "1" (zie onderstaande afbeelding), maar net zoals de eerste maat van de partituur zal dit nummer niet worden weergegeven tenzij dit geconfigureerd is in het maat-eigenschappen venster. Hetzelfde venster kan worden gebruikt om de nummering naar wens aan te passen.
Indien de maatsoort of toonsoort wijzigt aan het begin van een nieuwe sectie, dan wordt er geen herinneringsteken geplaatst aan het einde van de vorige sectie. Zie het voorbeeld:
Wanneer je partituur afspeelt dan zal het programma een korte pauze tussen iedere sectie hanteren. Daarnaast zal de eerste einde herhalingsmaatstreep in een sectie de cursor terug laten gaan naar het begin van de sectie, het plaatsen van een begin herhalingsmaatstreep is dus optioneel.
De volgenden eigenschappen kunnen worden aangepast in het instellingenoverzicht na het selecteren van een sectie-einde:
In versies eerder dan 3.4 kunnen deze eigenschappen worden aangepast door met rechts te klikken op de sectie-einde en kies Sectie-einde-eigenschappen.
Er zijn drie type afstandshouders:
Opmerking: Afstandshouders kunnen niet op een kader worden toegepast.
Gebruik één van de volgende opties:
De afstandshouder zijn zichtbaar op het scherm maar niet in de afdrukken.
Opmerking: Afstandshouders zijn bedoeld voor het maken van lokale aanpassingen. Indien je de ruimte tussen de notenbalk in de hele partituur wilt aanpassen, gebruik dan de instellingen in Opmaak → Stijl... → Pagina.
Het aanpassen van de hoogte van een afstandshouder kan op de volgende manieren:
Een kader is en rechthoekig object dat gebruikt kan worden voor lege ruimte, tekst of afbeeldingen in de partituur. Er zijn drie types beschikbaar:
Een horizontaal kader wordt gebruikt om een onderbreking te maken in een systeem/regel. Je kunt bijvoorbeeld:
Zie een kader maken (hieronder).
Gebruik hiervoor één van de volgende methodes:
Tekst toevoegen: Klik met rechts op het kader en selecteer Voeg toe → Tekst.
Afbeelding toevoegen: Klik met rechts op het kader en selecteer Voeg toe → Afbeelding.
Een verticaal kader kan worden ingevoegd boven een systeem/regel of worden toegevoegd na het laatste systeem. Het kan één of meerdere tekst objecten en/of afbeeldingen bevatten. De hoogte kan worden aangepast en de breedte is gelijk aan de breedte van het systeem.
Het kan, bijvoorbeeld, worden gebruikt om:
Zie een kader maken (hieronder).
Gebruik hiervoor één van de volgende methodes:
Door het selecteren van het kader kunnen verschillende eigenschappen in het instellingenoverzicht worden aangepast:
Vrije ruimte boven: Hiermee wordt de afstand bepaalde tussen het kader en het element dat zich erboven bevindt.
Vrije ruimte beneden: Hiermee wordt de afstand bepaalde tussen het kader en het element dat zich eronder bevindt
Hoogte: Hiermee kan de hoogte van het kader worden ingesteld.
Marge links: Verplaatst links uitgelijnde tekst objecten naar rechts.
Marge rechts: Verplaatst rechts uitgelijnde tekst objecten naar links.
Marge bovenkant: Verplaatst aan bovenkant uitgelijnde tekst objecten omlaag (zie ook Opmaak → Stijl... → Pagina).
Marge onderkant: Verplaatst aan de onderzijde uitgelijnde tekst objecten omhoog (zie ook Opmaak → Stijl... → Pagina).
Tekst toevoegen: Klik met rechts op het kader, selecteer Voeg toe en kies één van de tekst opties.
Afbeelding toevoegen: Klik met rechts op het kader en selecteer Voeg toe → Afbeelding.
In een kader kun je zoveel objecten plaatsen als je wilt. De posities kunnen onafhankelijk van elkaar worden aangepast door deze te slepen of met meer precisie door de afstand in het instellingenoverzicht aan te passen. Voor de opmaak van tekst objecten, zie tekst bewerken en tekststijlen en -eigenschappen.
Het horizontale kader is automatisch links-uitgelijnd en vult het gehele verticale kader. Om deze rechts uit te lijnen doe je:
Aan het begin van de partituur wordt automatisch een verticaal kader toegevoegd waarin de titel, ondertitel, componist, liegtekstschrijver, etc. worden geplaatst wanneer je deze informatie invult in de eerste stap van de nieuwe partituur wizard.
Indien de partituur geen verticaal kader heeft aan het begin, dan kun je deze als volgt maken:
Een tekst kader lijkt op een verticaal kader maar is speciaal bedoeld voor het invoeren van tekst. Eén tekst object is toegestaan per kader. De hoogte wordt automatisch aangepast om te zorgen dat de inhoud er in past en er is geen handgreep op de hoogte aan te passen.
Een tekst kader kan, bijvoorbeeld, worden gebruikt om:
Zie een kader maken (hieronder).
Door het selecteren van het kader kunnen verschillende eigenschappen in het instellingenoverzicht worden aangepast:
Vrije ruimte boven: Hiermee wordt de afstand bepaalde tussen het kader en het element dat zich erboven bevindt.
Vrije ruimte beneden: Hiermee wordt de afstand bepaalde tussen het kader en het element dat zich eronder bevindt
Marge links: Verplaatst links uitgelijnde tekst objecten naar rechts.
Marge rechts: Verplaatst rechts uitgelijnde tekst objecten naar links.
Marge bovenkant: Verplaatst aan bovenkant uitgelijnde tekst objecten omlaag.
Marge onderkant: Verplaatst aan de onderzijde uitgelijnde tekst objecten omhoog.
Vanuit het menu:
In een maat:
Gebruik één van de volgende mogelijkheden:
Een regel-, pagina- of sectie-einde kan ook op een kader worden toegepast. Gebruik één van de volgende methodes:
Je kunt afbeeldingen gebruiken voor de opmaak van de partituur of om symbolen toe te voegen die niet in de standaard paletten beschikbaar zijn. MuseScore ondersteunt de volgende bestandsformaten:
Gebruik één van de volgende opties:
Zodra een afbeelding is toegevoegd aan de partituur dan kan de afbeelding (net als andere elementen in de partituut) worden toegevoegd aan een palet.
Om de hoogte/breedte van een afbeelding aan te passen, dubbelklik je erop en sleep je de handgrepen. Indien je de breedte of hoogte onafhankelijk wilt kunnen veranderen, zorg dan dat de optie "behoud hoogte/breedte verhoudingen" in het instellingenoverzicht niet geselecteerd is.
Om de positie van de afbeelding aan te passen kun je deze eenvoudig weg verslepen.
Met MuseScore's afbeeldingsopname mogelijkheid kun je een opname maken van een deel van het partituur venster. Hiervoor kunnen PNG, PDF en SVG bestandsformaten gebruikt worden.
Klik met rechts op de selectie rechthoek om het afbeeldingsopname menu weer te geven en selecteer de gewenste optie:
Je kunt de afbeelding opslaan in PNG (standaard), SVG of PDF formaat.
Klik met rechts op de selectie rechthoek om het afbeeldingsopname menu te openen (Mac: Ctrl + klik of 2-vinger-tap):
Tijdens het slepen van een element:
Uitlijnen op het raster is een functie waarmee je een element kun slepen in vaste stappen.
Om het uitlijnen op het raster voor een element in te schakelen selecteer je het element en klik je op één of beide knoppen die beschikbaar zijn rechts naast de X- en Y-afstand waarden in het instellingenoverzicht. Je kunt de element dan verslepen in stappen die overeenkomen met de rasterafstand. De standaard waarde is 0,5 sp.
De rasterafstand aanpassen: