MuseScore 4 ondersteunt de volgende schermlezers op elk besturingssysteem:
Spraak met JAWS werkt over het algemeen maar de uitvoer is niet zo volledig als met Narrator of NVDA.
Als de spraakuitvoer van de schermlezer op enig moment niet meer werkt, druk dan op Alt+F om de focus op het menu Bestand te krijgen en druk vervolgens tweemaal op Esc om terug te keren naar waar je was in de app, waarna spraak weer normaal zou moeten werken. Het kan nodig zijn om dit te doen als je bijvoorbeeld de schermlezer start nadat MuseScore al draait.
De Quick Nav-modus van VoiceOver moet worden uitgeschakeld tijdens het gebruik van MuseScore 4. Je kunt Quick Nav in- of uitschakelen door tegelijkertijd op de Linker en Rechtse pijltjestoetsen te drukken terwijl VoiceOver actief is of je kunt Quick Nav uitschakelen vanuit VoiceOver Utility > Commanders.
De interface van MuseScore is navigeerbaar met de tabcursor en met de eigen cursor van VoiceOver. Over het algemeen is het het beste om de tabcursor te gebruiken, omdat deze overeenkomt met de interface op andere platformen en als zodanig de interface is die wordt beschreven in de meeste documentatie en voorbeelden. De cursor van VoiceOver kan worden gebruikt om delen van de applicatie te bereiken die nog niet toegankelijk zijn via de tabcursor. Wanneer je de tabcursor gebruikt, vergeet dan niet de pijltoetsen en Tab te gebruiken voor navigatie (zie Navigeren in de gebruikersinterface).
Op Linux is het nodig om de schermlezer te starten voordat je MuseScore start, anders worden de toegankelijkheidsfuncties uitgeschakeld om systeembronnen te besparen. Als je dit vergeet, sluit je gewoon MuseScore af en start je het opnieuw. Hetzelfde geldt voor alle Linux-applicaties die op het Qt-framework zijn gebouwd.
Orca is de schermlezer met de meeste functies die beschikbaar is voor Linux. Orca is ingebouwd in de GNOME-desktopomgeving, dus het wordt aanbevolen dat Linux-gebruikers met toegankelijkheidsbehoeften een distributie gebruiken die is gebaseerd op GNOME of een afgeleide daarvan.
Toetsenbordnavigatie in de gebruikersinterface (UI) van MuseScore 4 is afhankelijk van de pijltjestoetsen naast de tab-toets. Druk op de tab-toets om door elke bediengroep te bladeren en gebruik vervolgens de pijltoetsen om naar individuele bedieningselementen binnen de groep te navigeren. Met dit nieuwe navigatiesysteem kun je overal in de interface navigeren met veel minder toetsaanslagen dan wanneer de tab-toets zou worden gebruikt om toegang te krijgen tot elk afzonderlijk besturingselement, zoals gewoonlijk het geval is in andere applicaties, inclusief eerdere versies van MuseScore. Het nieuwe navigatiesysteem wordt nog verfijnd en feedback is welkom op het Development Forum (Engelstalig).
Naast de pijltjestoetsen en de tab is er een nieuwe F6-sneltoets die wisselt tussen de verschillende panelen binnen het programma. Hier ziet je hoe de navigatiesnelkoppelingen samenwerken om een hiërarchisch navigatiesysteem te creëren:
Omhoog, Omlaag, Links en Rechts pijltjestoetsen: Verplaats de focus van het ene besturingselement naar het volgende binnen een bedieningsgroep (bijv. navigeren tussen knoppen in een werkbalk).
Tab en Shift+Tab: Verplaats de focus van de ene bedieningsgroep naar de volgende (bijv. navigeren tussen werkbalken).
F6 en Shift+F6: Verplaats de focus tussen panelen en grote delen van de gebruikersinterface (navigeer bijvoorbeeld van werkbalken naar de paletten- of notatieweergave).
Standaard kan de accent grave-toets ` (ook wel "backtick" genoemd) worden gebruikt als alternatief voor F6 voor navigatie tussen panelen. Op de meeste QWERTY-toetsenborden bevindt het accent grave zich boven de Tab-toets. Als het er niet op je toetsenbord staat, overweeg dan om deze sneltoets in Voorkeuren te wijzigen in de toets die boven Tab op je toetsenbord staat, omdat het handig kan zijn om de navigatie toetsen die dicht bij elkaar liggen.
Nadat je naar een knop of bedieningselement bent genavigeerd, kan deze in de meeste gevallen worden geactiveerd door op de spatiebalk, Enter of Return-toets te drukken. Binnen lijsten en andere itemweergaven wordt de spatiebalk vaak gebruikt om items te selecteren in plaats van ze te activeren. Eenmaal geselecteerd, kunnen bepaalde items worden verwijderd door op de toets Delete te drukken of worden gewijzigd door met tabs naar andere UI-besturingselementen te gaan die actief worden zodra iets is geselecteerd. Deze aanpak kan bijvoorbeeld worden gebruikt in het instrumenten paneel om instrumenten te verwijderen die je eerder aan de partituur hebt toegevoegd.
Navigatie binnen de partituur (d.w.z. binnen de "notatieweergave") is vrijwel hetzelfde als in MuseScore 3. Hier zijn de snelkoppelingen die van bijzonder belang zijn voor gebruikers van toegankelijkheid opties:
Sneltoets | Actie |
---|---|
Alt+Rechts en Alt+Links | Ga naar het volgende of vorige element. Met deze sneltoetsen kun je allerlei notatie-elementen bereiken, niet alleen noten en rusten. |
Alt+Omhoog en Alt+Omlaag | Ga naar de noot erboven of eronder. Deze sneltoetsen stellen je in staat om tussen individuele noten in een akkoord te verplaatsen en ook om noten en rusten in andere stemmen en in andere notenbalken te bereiken. |
F2 of Alt+Shift+E | Bewerk geselecteerd element. Dit is het toetsenbordequivalent van dubbelklikken op een element met de muis. Hiermee kun je tekstobjecten bewerken, inclusief liedteksten, dynamiek en tempomarkeringen. Het stelt je ook in staat om de lengte van lijnelementen aan te passen, zoals crescendo tekens, bogen en volta's (gebruik de Tab-toets om te veranderen welk uiteinde van de lijn je aan het aanpassen bent). Wanneer je klaar bent met bewerken, druk je op Esc om terug te keren naar de normale modus. |
Andere aspecten van toetsenbordnavigatie worden beschreven op verschillende pagina's in dit handboek.
De volgende toegankelijkheidszelfstudies zijn ontworpen om je aan de slag te helpen met MuseScore, met behulp van je toetsenbord en schermlezer. Ze behandelen niet elk aspect van het programma maar ze zouden je een solide basis moeten geven waarmee je ten volle kunt profiteren van de rest van dit handboek.
Video | Beschrijving |
---|---|
MuseScore installeren | Deze Engelstalige video behandelt de installatie van MuseScore op Windows, inclusief Muse Hub en Muse Sounds. Het proces is vergelijkbaar op macOS en Linux, hoewel je op Linux Muse Hub en MuseScore afzonderlijk moet installeren. |
Partituur opzetten | Deze Engelstalige video behandelt de eerste instellingen van je partituur, inclusief het kiezen van instrumenten en het selecteren van de toonsoort en maatsoort en andere instellingen. |
Muziek invoeren | Deze Engelstalige video behandelt de basisinvoer van noten. |
Markeringen toevoegen | Deze Engelstalige video behandelt het toevoegen van markeringen zoals dynamiek aan je partituur door de paletten te gebruiken. |
De gebruikersinterface | Deze Engelstalige video loopt door het hoofdvenster van het programma, zodat je begrijpt waar alle verschillende panelen, werkbalken en bedieningselementen zijn en hoe je ze kunt bereiken via het toetsenbord. |
De menubalk in MuseScore 4 omvat de volgende menu's:
Toetsenbordgebruikers op Windows en Linux hebben toegang tot deze menu's door de Alt-toets ingedrukt te houden en op een bepaalde letter- of cijfertoets te drukken, ook wel de mnemonische toegangstoets genoemd, die wordt weergegeven met een onderstreep in de naam van het menu-item dat je zoekt. Druk bijvoorbeeld op Alt+B voor Bestand gevolgd door Alt+A voor Sla op als. De letters 'B' en 'a' zijn onderstreept in de gebruikersinterface wanneer de Alt-toets wordt ingedrukt.
Op macOS zijn de menu's van MuseScore onderdeel van de systeem menubalk, waar je naartoe kunt navigeren door op Ctrl+F2 te drukken.
Onder het hoofdmenu bevinden zich drie tabbladen, waarvan de eerste het tabblad Start is. Dit tabblad bevat de volgende onderdelen:
Maak een nieuw MuseScore account aan of log in op je bestaande account. Met een actief account kun je technische assistentie krijgen en bugs melden in de forums op musescore.org. Je kunt je bestanden ook in de cloud opslaan op musescore.com.
In deze sectie kun je een nieuwe partituur opzetten of een bestaande openen. Lees meer over het maken van nieuwe partituren in Je partituur opzetten.
Dit venster toont een lijst met beschikbare plug-ins. Zie het hoofdstuk over plugins voor meer informatie over het beheer van deze handige add-ons.
Hier worden video-zelfstudies gehost. Als je op een video-zelfstudie klikt dan wordt deze geopend op het [officiële MuseScore YouTube-kanaal] (https://www.youtube.com/c/musescore). Voor de meeste van deze video's is Nederlands ondertiteling beschikbaar.
Hier doe je het meeste werk in MuseScore, inclusief het toevoegen van muzieknotatie en het luisteren naar het afspelen van je partituur. De werkruimte bestaat uit verschillende gebieden (genummerd volgens labels in het onderstaande diagram):
Toetsenbordgebruikers kunnen de Tab-toets of F6 gebruiken om via het toetsenbord tussen deze UI-gebieden te navigeren. Binnen elk gebied wordt genavigeerd met de pijltjestoetsen en Tab.
Bijna alle panelen en werkbalken kunnen worden losgekoppeld en opnieuw gepositioneerd volgens je projectvereisten en workflow-voorkeuren. Lees hier meer over in Werkruimtes.
In dit tabblad kun je de partituur bekijken zonder de rommel van de noteninvoer werkbalk of zijbalkpanelen. Er zijn opties om de partituur af te drukken en te exporteren in verschillende beeld-, audio- en documentindelingen. Als je partituur af is, kun je deze ook publiceren op musescore.com.
In bepaalde delen van de applicatie, voornamelijk in de Partituur tab, zijn contextmenu's beschikbaar met extra functionaliteit, zoals opties voor het kopiëren, bewerken, aanpassen, verwijderen of bekijken van de eigenschappen van welk(e) item(s) dan ook die waren geselecteerd op het moment dat je het menu opende.
Binnen de partituur heeft elk element een contextmenu. Om het contextmenu van een bepaald element te openen, klik je met de rechtermuisknop op het element of selecteer je het element via het toetsenbord en druk je op Shift+F10 (sommige pc-toetsenborden hebben ook een speciale Menu-toets naast de rechter Ctrl-toets). De exacte beschikbare opties in het contextmenu kunnen verschillen, afhankelijk van het type element dat je hebt geselecteerd, dus het is de moeite waard om te experimenteren om erachter te komen welke opties beschikbaar zijn voor verschillende soorten elementen. Als je bijvoorbeeld met de rechtermuisknop op een leeg gebied binnen een maat klikt, bevat het resulterende contextmenu opties voor Notenbalk/partij-eigenschappen en Maat-eigenschappen. Dit is momenteel de enige manier om bij die opties en de dialogen waarnaar ze leiden te gaan.
Buiten de partituur wordt de aanwezigheid van een contextmenu vaak aangegeven door een kleine knop met drie puntjes of door een instellingentandwiel. Druk op de knop om het menu te openen. Soms is de knop gekoppeld aan een ander item in de buurt, zoals in de Paletten, waar er een knop met drie stippen is voor elk palet. In dit geval kun je met de rechtermuisknop op de naam van het palet klikken of deze met het toetsenbord selecteren en op Shift+F10 of Menu-sneltoets drukken, als alternatief voor het gebruik van de knop met drie stippen.
Schuifbalken verschijnen aan de rechter- en onderkant van de partituurweergave. Klik en sleep ze om de partituurweergave snel omhoog en omlaag of naar links en rechts te verplaatsen. Schuifbalken zijn meestal aan het zicht onttrokken, maar kunnen worden onthuld door met je muis over de rand van de partituurweergave te bewegen.
Je kunt ook door de partituur scrollen met behulp van de PgUp, PgDn, Home- en End-toetsen op het toetsenbord. Als je toetsenbord geen speciale toetsen heeft voor deze functies, zullen de meeste systemen je ook toegang geven tot deze functies door Fn of een vergelijkbare toets ingedrukt te houden en vervolgens respectievelijk op Omhoog, Omlaag, Links of Rechts te drukken.
Op zichzelf scrollen PgUp en PgDn scherm voor scherm. Dit kan minder zijn dan een daadwerkelijke pagina van je partituur. Als je Ctrl (Mac: Cmd) ingedrukt houdt terwijl je op PgUp of PgDn drukt, dan het verplaatst een hele pagina per keer.
Wanneer een enkel element in je partituur is geselecteerd, fungeert het als een cursor. Je kunt de selectie wijzigen en zo de cursor verplaatsen met behulp van algemene sneltoetsen.
De toetsen Links en Rechts bewegen noot voor noot horizontaal door je partituur. Als je Ctrl (Mac: Cmd) ingedrukt houdt terwijl je op Links of Rechts drukt, dan kun je een volledige maat tegelijk verplaatsen.
Gebruik de sneltoetsen Alt+Omhoog en Alt+Omlaag (Mac: Option+Omhoog en Option+Omlaag) om de cursor verticaal door de verschillende noten, stemmen en notenbalken in je partituur te verplaatsen.
Je kunt ook de sneltoetsen Alt+Links en Alt+Rechts (Mac: Option+Links en Option+Rechts) gebruiken om andere elementen dan noten of rusten te selecteren. Met deze commando's kun je bijna alle elementen selecteren - inclusief articulaties, maatstrepen, crescendo tekens en meer - alleen met het toetsenbord.
Daarnaast Ctrl+Home (Mac: Cmd+Home) selecteert het eerste element in je partituur en Ctrl+End (Mac: Cmd+End) zal het laatste element selecteren. Nogmaals, voor toetsenborden die geen speciale Home- en End-toetsen hebben, bieden de meeste systemen het alternatief van Fn+Links respectievelijk Fn+Rechts.
Zie Standaard sneltoetsen voor meer informatie.
De Navigator is een paneel dat miniaturen van partituurpagina's weergeeft. Om de Navigator weer te geven of te verbergen, klik je op Weergave → Navigator.
Het blauwe kader vertegenwoordigt het gebied van de partituur dat momenteel in focus is in de partituurweergave. Klik op het vak en sleep het om je partituur te verplaatsen.
Een navigatiehulpmiddel dat instrumenten en partituurstructuur toont. Zie tijdslijn voor meer informatie.
Je kunt tussen verschillende weergaven van de partituur schakelen met behulp van de opties aan de rechterkant van de statusbalk.
De partituur wordt weergegeven zoals deze wordt afgedrukt of geëxporteerd als pdf- of afbeeldingsbestand. Dat wil zeggen, pagina voor pagina, met marges. MuseScore past systeem- (regel-) en pagina-einden automatisch toe, volgens de instellingen gemaakt in Pagina-instellingen en Stijl. Daarnaast kun je je eigen systeem- (regel-), pagina- of sectie-einden toepassen.
De partituur wordt weergegeven als één ononderbroken systeem. Zelfs als het startpunt niet in beeld is, worden maatnummers, instrumentnamen, sleutels, maatsoorten en toonsoorten altijd aan de linkerkant van het venster weergegeven.
De partituur wordt weergegeven als een enkele pagina met een koptekst maar zonder marges en met een oneindige paginahoogte. Systeem (regel) einden worden automatisch toegevoegd, volgens de instellingen gemaakt in Pagina-instellingen en Stijl. Daarnaast kun je je eigen systeem- (regel-) of sectie-einden toepassen.
Er zijn verschillende manieren om de partituur in of uit te zoomen:
Ctrl++ (Mac: Cmd++)
of scrol omhoog met het muiswiel en druk daarbij de Ctrl (Mac: Cmd) toets in.
Ctrl+- (Mac: Cmd+-)
of scrol omlaag met het muiswiel en druk daarbij de Ctrl (Mac: Cmd) toets in.
In- en uitzoomen op je partituur met de Statusbalk-bedieningselementen:
Dit herstelt de zoom naar het standaard (100%) niveau.
Ctrl+0 (Mac: Cmd+0)
Met het Zoek/ga naar paneel kun je snel navigeren naar een specifieke maat, repetitieteken of paginanummer in de partituur.
Om het paneel weer te geven:
Om het paneel te verbergen:
Voer het maatnummer in (tel elke maat, beginnend met 1, ongeacht opmaten, sectie-einden of handmatige wijzigingen in maatnummers).
Voer het paginanummer in met het formaat pXX (waarbij XX het paginanummer is).
Voer het nummer in volgens het formaat rXX (waarbij XX het getal is van het repetitieteken).
Voer de naam/letter van het repetitieteken in (de zoekopdracht is niet hoofdlettergevoelig).
Pro-tip! Het is het beste om repetitietekens niet te benoemen met de enkele letters "R", "r", "P", "p", of een van deze letters met een geheel getal (bijv. "R1" of " p3"), omdat dit het zoekalgoritme kan verwarren.
Tijdslijn is een navigatiehulpmiddel dat onderaan het programmavenster wordt weergegeven en je een overzicht geeft van de instrumenten en de belangrijkste structurele elementen, maat voor maat. Je kunt eenvoudig door de partituur bewegen door op een maat of een structureel element te klikken.
De tijdslijn bestaat uit vier delen:
Deze bevinden zich in de linkerbovenhoek van de tijdslijn. Dit zijn de namen van de meta-rijen.
Deze bevinden zich in de linkerbenedenhoek van de tijdslijn. Dit zijn de namen van de rijen in het hoofdraster.
Deze vind je in de rechterbovenhoek van de tijdslijn. Deze bevatten de metawaarden van de partituur.
Deze bevindt zich in de rechterbenedenhoek van de tijdlijn. Dit bevat meerdere 'cellen' (een specifieke maat en notenbalk in de partituur weergegeven als een vierkant)
Meta-elementen zijn die in de partituur die geen noten zijn, maar toch belangrijk zijn voor de partituur, zoals toonsoort, maatsoort, tempo, repetitietekens, maatstrepen en sprongen en markeringen.
Om een maat in de tijdslijn te selecteren, druk je met de muisknop op de cel. Er verschijnt een blauw vak rond de geselecteerde cel en de respectievelijke maat in de partituur wordt geselecteerd. De partituurweergave plaatst de geselecteerde maat in beeld.
Door Shift en de linkermuisknop ingedrukt te houden en de muis over het hoofdraster te slepen wordt een selectie vak gemaakt. Als je de muisknop loslaat worden alle cellen onder het selectie vak geselecteerd, evenals alle maten in de partituur.
Als een cel al is geselecteerd, houd je Shift ingedrukt en selecteer je een andere cel in de tijdslijn om de selectie uit te breiden naar die nieuwe cel, net zoals je dat in de partituur doet.
Als er momenteel geen cellen zijn geselecteerd, houd je Ctrl ingedrukt en selecteer je een cel om de hele maat te selecteren.
Om de selectie te wissen, houd je Ctrl ingedrukt en klik je ergens op het raster of de meta-rijen om de huidige selectie te wissen.
Door de metawaarden op de tijdslijn te selecteren, wordt geprobeerd de respectievelijke metawaarden in de partituur te selecteren.
Door met het muiswiel omhoog of omlaag te scrollen worden het raster en de instrumentlabels respectievelijk omlaag of omhoog verplaatst. De meta-labels en rijen bewegen niet.
Door Shift ingedrukt te houden en met het muiswiel omhoog of omlaag te scrollen, worden de raster- en meta-rijen respectievelijk naar links of rechts verplaatst. De meta-labels en instrumentlabels bewegen niet.
Door Alt ingedrukt te houden en met het muiswiel omhoog of omlaag te scrollen, worden de raster- en meta-rijen respectievelijk naar links of rechts verplaatst, sneller dan Shift scrollen. De meta-labels en instrumentlabels bewegen niet.
Om de inhoud van de tijdslijn te slepen, houd je de linkermuisknop ingedrukt en beweeg je deze rond.
Alle meta-labels behalve de meta-maten kunnen op elke manier worden herschikt. Door de muiscursor naar een van de meta-labels te verplaatsen, verschijnen kleine pijltjes omhoog en omlaag. Klik met de linkermuisknop op de pijl omhoog om het meta-label te verwisselen met het label erboven. Klik met de linkermuisknop op de pijl naar beneden om het meta-label te verwisselen met het label eronder.
Om alle meta-labels te verbergen en alle meta-informatie op de tijdslijn te behouden klik je met de linkermuisknop het meta-maten label. Alle momenteel zichtbare meta-rijen worden hierdoor in één rij samengevouwen, waarbij de metawaarden in die rij verspringen. Klik nogmaals met de linkermuisknop op de meta-maten label de meta-rijen weer uit te vouwen.
Alle instrumenten - verborgen of niet - worden weergegeven op de tijdslijn. Om deze interactie te starten, wordt de muiscursor over een instrumentlabel bewogen. Er verschijnt een klein oog aan de rechterkant van het label dat open is als het instrument zichtbaar is op de partituur en gesloten als het instrument verborgen is. Klik met de linkermuisknop op het oog om tussen de twee opties te schakelen.
Om in of uit te zoomen op de partituur, houd je Ctrl ingedrukt en scrol je met het muiswiel respectievelijk omhoog of omlaag (Mac: Cmd + scrol).
MuseScore 4.1 added a braille panel that displays the current measure in braille music notation. The content is similar to what you get if you export braille via the File menu, but the braille panel updates live as you navigate through the score.
As of MuseScore 4.2, the braille panel can be used to enter notes and some musical symbols using Perkins-style 6-key braille input.
The contents of the braille panel can be displayed on a braille terminal connected to your computer (e.g. via Bluetooth or USB).
The following limitations apply when using a physical braille display:
Please let us know in the Documentation forum if you discover a way to bypass any of these limitations.
On this page, we refer to MuseScore's ordinary stave notation as "print music". This is the traditional music notation that sighted musicians use on paper or electronic devices, and is displayed in the central region of MuseScore's main window, known as the score view.
Braille can also be used on paper, but it's not printed with ink. Instead, it's embossed as raised dots, which blind musicians read by touch. It is common in accessibility circles to use the word "print" to mean non-braille notation.
The braille panel appears directly below the score in MuseScore’s main window.
With the braille panel open, press the Tab key while the score has focus. A caret (text cursor) will appear in the braille at the position of whatever element was selected in the score. For example, if a note was selected in the score, the text caret will appear on that note in the braille.
Press Shift+Tab at any time to leave the braille panel and return to the score. The braille panel will remain open so you can navigate to it again with Tab.
While the braille panel has focus, you can move the text caret around using the arrow keys. As the caret moves through the braille, the element to the right of the caret becomes selected in the score. If that element is a note, MuseScore will play the sound of the note.
The braille panel only shows one measure at a time, but it shows that measure for all instruments in the score. Each line of braille corresponds to a staff in the print notation, so grand staff instruments like the piano get two lines of braille, and the organ gets three lines.
If a staff has lyrics, these are written on another line of braille immediately below the line corresponding to that staff. If there are multiple lines of lyrics (e.g. for multiple verses), each line of lyrics is written on a separate line in the braille.
The following keyboard shortcuts are available for navigating the braille.
Action | Windows/Linux | macOS |
---|---|---|
Go to next braille cell | Right | Right |
Go to previous braille cell | Left | Left |
Go to braille line above | Up | Up |
Go to braille line below | Down | Down |
Go to next measure | Ctrl+Right | Cmd+Right |
Go to previous measure | Ctrl+Left | Cmd+Left |
Go to beginning of score | Ctrl+Home | Cmd+Fn+Left |
Go to end of score | Ctrl+Emd | Cmd+Fn+Right |
Toggle braille input mode on/off | N | N |
Notes and certain musical symbols can be entered in the braille panel using a 6-key method of braille input similar to that of the Perkins Brailler.
While the braille panel has focus, press N to toggle braille input mode on or off.
While in braille input mode, six letter keys on the computer keyboard are used to represent the six braille dots that make up a single braille cell (⠿).
The keys used are F, D, S for dots 1, 2, 3 down the first column of the cell, and J, K, L for dots 4, 5, 6 down the second column. The Space key is used to represent an empty braille cell (⠀), sometimes referred to as dot 0.
Up to six of these keys can be pressed in combination to construct any pattern of raised dots. For example, to enter a quarter note C, which in braille is ⠹ (i.e. dots 1, 4, 5, 6), press and hold F+J+K+L, then release these keys to confirm the pattern. The keys can be pressed and released in any order, providing at least one key is held at all times, until you have completed the pattern.
When the final key is released, MuseScore reads your braille pattern. If your pattern corresponds to a recognized note or musical symbol then this element is entered directly in the score, not in the braille panel, because print notation is the "ground truth" for MuseScore. Once the element is in the score, the braille panel automatically updates to reflect this change.
Sometimes in music braille, the same information can be expressed in multiple ways. For the sake of consistency, MuseScore always picks the same way regardless of how you entered the notation. Therefore, the braille that appears in the braille panel may not exactly match the pattern(s) you entered with the six keys, though it will have the same meaning.
In braille, eighth notes (quavers) and 128th notes are written as:
Note | Braille | Dots | Keys |
---|---|---|---|
C | ⠙ | 1, 4, 5 | F+J+K |
D | ⠑ | 1, 5 | F+K |
E | ⠋ | 1, 2, 4 | F+D+J |
F | ⠛ | 1, 2, 4, 5 | F+D+J+K |
G | ⠓ | 1, 2, 5 | F+D+K |
A | ⠊ | 2, 4 | D+J |
B | ⠚ | 2, 4, 5 | D+J+K |
Additional dots are added to the above sequences to create other durations:
Duration | Braille | Dots added | Keys added |
---|---|---|---|
Quarter (crotchet) and 64th notes | ⠠ | 6 | L |
Half (minim) and 32nd notes | ⠄ | 3 | S |
Whole (semibreve) and 16th notes | ⠤ | 3, 6 | S+L |
Hence a quarter note C is ⠹ (dots 1, 4, 5, 6) and is entered with F+J+K+L. This pattern is also used for a 64th note C.
As mentioned above, 16th notes and smaller use the same dot patterns as larger durations. When reading braille, you can work out whether the shorter or longer duration is being specified by looking at the time signature as well as other notes in the measure. However, when writing braille, you need to tell MuseScore which durations you want to use.
⠤ | ⠄ | ⠠ | ⠀ | Dots to select | Keys to select | |
---|---|---|---|---|---|---|
Group 1 | whole | half | quarter | eighth | 0, 1 | Space+F |
Group 2 | 16th | 32nd | 64th | 128th | 0, 2 | Space+D |
By default, MuseScore enters group 1 durations (whole, half, quarter, eighth). To switch to group 2, enter dots 0, 2 (i.e. press Space+D). Nothing will appear in the braille panel, but any notes or rests you write from now on will be in group 2 (16th, 32nd, 64th, 128th). To switch back to group 1 durations, enter dots 0, 1 (i.e. press Space+F).
It's not currently possible to enter durations of 256th and smaller, or breve (double whole) and larger, via the braille panel.
Braille uses ⠄(dot 3) to represent an augmentation dot, which is added in a new braille cell immediately following a note. No other cells are allowed to come between the note and its augmentation dot.
To create a dotted note in the braille panel, first write the main note duration using the rules above, then follow it with dot 3 (i.e. press S).
For example, a dotted quarter note C is ⠹⠄, which can be stated as dot pattern 1456-3, where the dash means to start a new cell. In terms of keys, this is F+J+K+L, S.
It's not currently possible to enter multiple dot 3s to create double and triple dotted notes via the braille panel.
Octave marks in braille serve a similar purpose to clefs in print music. If you see a note in print, you don't know what pitch it is until you look at the preceding clef. In braille, if you see ⠙ (dots 1, 4, 5) then you know the note is a C, but it could be a C in any octave. To determine the octave, you need to look at the preceeding octave mark (and also at any notes between that octave mark and the current note).
A standard 88-key piano has 7 complete octaves. Starting on the lowest C, which is called C1 in braille as well as in scientific pitch notation, the first complete octave of white notes is C1, D1, E1, F1, G1, A1 and B1. After B1 comes C2, which is the start of the second complete octave. This scheme continues up to the final complete octave, which starts with C7 and ends with B7.
In this system, C4 is middle C, and A4 is "concert A" (i.e. the note that the orchestra tunes to at the start of a performance). Enharmonic spelling is important, so B♯3 sounds the same as C4 despite being notated in a different octave, and C♭4 sounds the same as B3.
Even standard 88-key pianos have a few notes outside the range C1 to B7. Braille refers to the C0 octave as the "sub" octave, and the C8 octave as the "super" octave. These simply double the markings used for the first and seventh octaves.
Octave | Marks | Dots | Keys |
---|---|---|---|
0 (sub) | ⠈⠈ | 4-4 | J, J |
1 | ⠈ | 4 | J |
2 | ⠘ | 45 | J+K |
3 | ⠸ | 456 | J+K+L |
4 (middle) | ⠐ | 5 | K |
5 | ⠨ | 46 | J+L |
6 | ⠰ | 56 | K+L |
7 | ⠠ | 6 | L |
8 (super) | ⠠⠠ | 6-6 | L, L |
When specified, octave mark are placed immediately prior to a note. So a middle C quarter note is ⠐⠹, or dots 5-1456, which is entered as K, F+J+K+L. No other cells are allowed to go between the octave mark and the note it belongs to.
Octave marks don't have to be given before every note. Octave marks are only required for the: