In dit hoofdstuk worden methoden uitgelegd om de positionering van elementen op een partituur te verfijnen voor opmaakdoeleinden. De meer gebruikelijke muzikale bewerkingsmethoden worden uitgelegd in de hoofdstukken Tekst invoeren en bewerken en Noten en rusten bewerken.
Ook om de positionering van elementen in een partituur te verfijnen
Gebruik de Bewerkingsmodus.
Om naar de Bewerkmodus te gaan:
Druk vervolgens in de Bewerkmodus op de toetsenbordpijlen ← → ↑ ↓ om het object in stappen van 0,5 sp te verplaatsen of
Bewerk het rechtstreeks, deze methode werkt niet op noten, rusten en elementen die zijn toegevoegd vanuit "Hoofdpalet: Symbolen" (zie het hoofdstuk Andere symbolen). Selecteer element(en) in een partituur, druk op de pijltoetsen ← → ↑ ↓ om in kleine stappen te bewegen (0,1 sp). In combinatie met Ctrl (Mac: ⌘) worden ze in grote stappen verplaatst (1 sp).
Lees meer over spatie (sp.) in het hoofdstuk Pagina opmaak concepten.
Om de vorm van elementen zoals bogen en overbindingen te wijzigen nadat ze aan de partituur zijn toegevoegd:
Hierbij geldt dat:
Als je de noot wilt wijzigen waaraan een legatoboog of overbinding is gekoppeld, is de aanbevolen methode om de hierboven beschreven sneltoetsen te gebruiken (Shift+←/→). Dit is de meest efficiënte manier om zowel het visuele bereik als het afspeelbereik van noten die worden omgeven door een boog of een overbinding te veranderen.
Zie ook het hoofdstuk Andere lijnen.
De begin- en eindpunten van een lijn wijzigen:
Net als bij legatobogen en overbindingen, is het aanbevolen om Shift te gebruiken bij het aanpassen van de lijnlengte met de pijltjestoetsen om ervoor te zorgen dat het afspeelbereik ook dienovereenkomstig wordt aangepast.
Lijnen zijn standaard altijd horizontaal maar je kunt elke lijn diagonaal oriënteren door het overeenkomstige vakje in het Eigenschappen paneel aan te vinken. Zodra deze optie is ingeschakeld, kun je de hoek van een lijn aanpassen door de begin- en/of eindhandgreep omhoog of omlaag te bewegen.
Om de tekst van tekstlijn elementen (zoals "systeemtekstlijn", "notenbalktekstlijn" en "barré-lijn" te bewerken, zie Tekst invoeren en bewerken):