Een MuseScore tekst-object is een object dat individuele tekens bevat die kunnen worden ingevoerd en verwijderd door gebruik te maken van (typen op) een computertoetsenbord. Veel partituurobjecten zijn op tekst gebaseerd. Bijvoorbeeld
Enzovoort …
Tekst, van welk type dan ook, heeft altijd een element waaraan het is gekoppeld.
* Sommige soorten tekst (Titel, Ondertitel etc.) zijn geassocieerd met kaders
* Notenbalk en systeemtekst is gekoppeld aan een notenbalk
* Sprongen en markeringen zijn aan maten gekoppeld
* Vingerzetting is gekoppeld aan een bepaalde noot
* Kop- en voettekst verschijnen respectievelijk boven- en onderaan in de partituur.
Enzovoort …
Verschillende soorten op tekst gebaseerde objecten zijn niet uitwisselbaar: ze hebben verschillende eigenschapsvelden die een ander doel dienen dan graveren of visuele weergave. Een mp die Notenbalktekst gebruikt, kan bijvoorbeeld nooit worden geconfigureerd om het afspeel volume te wijzigen, omdat deze niet de Geluidssterkte eigenschap heeft. Je moet een nieuwe Dynamiek-tekst maken die de eigenschap Geluidssterkte heeft als je wilt dat de tekst het afspeel volume beïnvloedt.
Om het type te controleren: selecteer een tekst, het type wordt weergegeven op de statusbalk.
Gebruik de tabel in Soorten tekst om te beslissen welk type je nodig hebt. Volg de link naar handboekpagina's voor meer informatie.
Soort tekst | Gebruik | |
---|---|---|
Notenbalktekst | Tekst voor algemeen gebruik gekoppeld aan een enkele notenbalk: verschijnt alleen in die instrument partij. | |
Systeemstekst | Tekst voor algemeen gebruik gekoppeld aan een enkele notenbalk: verschijnt in alle instrument partijen. | |
expressie knop in het Tekst palet | Het is een notenbalktekst met eigen opmaak, met dezelfde functie (en beperking) als zodanig. | |
Vingerzetting | Cijfers of letters die aan noten zijn gekoppeld, laten zien welke vingers moeten worden gebruikt. | |
Liedtekst | Maak liedteksten gekoppeld aan een melodie. | |
Repetitietekens | Vergemakkelijk het oefenen, verdeel de partituur in secties, markeer passages enz. | |
Dynamiek | Geeft de luidheid van een noot of frase aan. | |
Basso continuo (becijferde bas) | Basso continuo notatie voor toetsenisten. | |
Kadertekst | Titel/componist/tekstschrijver informatie aan het begin van de partituur, liedteksten enz. | |
Kop-/voettekst | Paginanummers, copyright info etc. boven-/onderaan een pagina. | |
Instrument tekst | Wijzig het instrument in de notenbalk. | |
Herhalingen en sprongen (volta's) | Da Capo, Dal segno, Fine etc. | |
Akkoordsymbolen | Geef de akkoorden weer die bij een melodie horen: meestal boven de notenbalk. | |
Romeinse Cijfer Analyse (RNA) | Een akkoordanalysesysteem. | |
Handzetting | Letters (L en R) bevestigd aan (drum)noten die aangeven welke hand of voet te gebruiken. | |
Swing tekst | Verander van straight naar swing en vice versa. | |
Tempomarkeringen | Breng metronoom- en/of expressie aan. | |
Tekstlijnen | Volta's, ottavas, pedaal lijnen, gitaar barre lijnen etc. |
Bepaal welk objecttype je nodig hebt voordat je een tekst toevoegt, zie overzicht. Voor algemene graveer- of visuele weergavedoeleinden wordt het aanbevolen om een notenbalktekst of systeemtekst te gebruiken.
Een tekstobject kan worden ingevoerd via een palet, het menu Voeg toe of met behulp van een sneltoets. Het toevoegen van tekst aan een kader wordt elders behandeld, zie Tekstblokken.
Om een tekstobject uit een palet aan je partituur toe te voegen, selecteer je een of meer noten/rusten en klik je op het gewenste paletitem of sleep de tekst van het palet naar een noot/rust. bijv.
Als het tekstobject is gekoppeld aan een notenbalk, dan kun je deze toevoegen door een noot te selecteren en vervolgens een tekstoptie te kiezen uit Voeg toe→Tekst.
Veel tekst soorten kunnen worden ingevoerd met behulp van sneltoetsen. Je kunt een lijst met sneltoetsen zien naast de items in Voeg toe→Tekst.
Om een tekstobject te maken, selecteer je een noot en voer je de gewenste sneltoets in.
Om één of meer tekstobjecten te verwijderen, selecteer de objecten en druk vervolgens op Delete.
Gebruik een van de volgende methoden om naar de tekstbewerkingsmodus te gaan:
Je kunt nu de tekst binnen het tekstobject toevoegen, bewerken en opmaken.
Om de tekstbewerkingsmodus te verlaten, druk je op Escape of klik je op een deel van de partituur buiten het bewerkingsgebied.
De volgende sneltoetsen zijn beschikbaar in de modus tekstbewerkingsmodus:
Functie | Windows & Linux | Mac |
---|---|---|
Vet (in-/uitschakelen) | Ctrl+B | Cmd+B |
Schuin (in-/uitschakelen) | Ctrl+I | Cmd+I |
Onderstreep (in-/uitschakelen) | Ctrl+U | Cmd+U |
Verplaats cursor | Home, End, ←, →, ↑, ↓ | (Alt+) ←, →, ↑, ↓ |
Teken links van de cursor verwijderen | Backspace | Delete |
Teken rechts van de cursor verwijderen | Del | → Delete of Fn+Del |
Begin nieuwe regel | ↵ | enter |
Speciale tekens invoegen (zie hieronder) | F2 | Fn+F2 |
Tekens die niet beschikbaar zijn op het standaardtoetsenbord zijn toegankelijk via het Speciale tekens venster.
Om het Speciale tekens venster te openen druk je in tekstbewerkingsmodus op Shift+F2 of klik op Voeg speciale tekens in in het Tekst gedeelte van het Eigenschappen paneel.
Het dialoogvenster is onderverdeeld in 3 tabbladen: algemene symbolen, muziek symbolen en unicode symbolen. De tabbladen muziek en unicode zijn verder onderverdeeld in alfabetisch gerangschikte categorieën.
Door op een item in het dialoogvenster speciale tekens te klikken, wordt het onmiddellijk toegevoegd aan de tekst waar de cursor zich bevindt. Er kunnen meerdere items worden toegepast zonder het dialoogvenster te sluiten en je kunt zelfs doorgaan met normaal typen, tekens verwijderen, numerieke tekencodes invoeren, enz., terwijl het geopend is.
Een paar speciale tekens kunnen ook worden gemaakt met behulp van sneltoetsen, zie hieronder.
Speciale tekens sneltoetsen
Teken | Windows & Linux | Mac | Opmerking |
---|---|---|---|
Kruis ♯ | Ctrl+Shift+# | Cmd+Shift+# | Werkt mogelijk niet met sommige toetsenbordindelingen |
Mol ♭ | Ctrl+Shift+B | Cmd+Shift+B | |
Herstellingsteken ♮ | Ctrl+Shift+H | Cmd+Shift+H | |
Piano p | Ctrl+Shift+P | Cmd+Shift+P | |
Forte f | Ctrl+Shift+F | Cmd+Shift+F | |
Mezzo m | Ctrl+Shift+M | Cmd+Shift+M | |
Rinforzando r | Ctrl+Shift+R | Cmd+Shift+R | |
Sforzando s | Ctrl+Shift+S | Cmd+Shift+S | |
Niente n | Ctrl+Shift+N | Cmd+Shift+N | |
Z z | Ctrl+Shift+Z | Cmd+Shift+Z | |
Elisie ‿ | Ctrl+Alt+- | Cmd+Alt+- |
Opmaak in MuseScore heeft 2 hoofdniveaus, lees eerst Sjablonen en stijlen. Tekst-objecten hebben fijnere niveaus:
Het uiteindelijke uiterlijk en de functie van de meeste objecten in een partituurbestand worden bepaald door:
Opties in het Eigenschappenpaneel gedragen zich anders, afhankelijk van de huidige selectie.
"Lettertype", "Stijl", "Grootte", "Subscript en superscript" zijn zowel object-eigenschappen als opties voor de opmaak van individuele tekens. Wanneer je een object wijzig je dit met behulp van het Eigenschappenpaneel, wordt incompatibele opmaak van afzonderlijke tekens wordt hierbij verwijderd.
"Uitlijning", "Kader", "Tekststijl" zijn object-eigenschappen. Wanneer je afzonderlijke tekens selecteert en deze opties wijzigt in het Eigenschappenpaneel, worden in plaats daarvan de objecteigenschappen gewijzigd.
Om tekst inhoud te bewerken, zie Tekst invoeren en bewerken.
Gebruik het Eigenschappen paneel om de opmaak van individuele tekens te wijzigen. In MuseScore 4 is het instellingenoverzicht dat aanwezig is in MuseScore 2 en MuseScore 3 bijgewerkt en de functie van Tekstwerkbalk (Tekst bewerken) is geïntegreerd in het eigenschappen paneel.
Klik Meer om te zien:
Om tekst inhoud te bewerken, zie Tekst invoeren en bewerken.
Gebruik het eigenschappen paneel om de opmaak van het tekst-object te wijzigen, waardoor mogelijk alle tekens erin worden gewijzigd:
De opties spreken voor zich, deze speciale instellingen worden weergegeven nadat je op Meer klikt:
Volg notenbalk grootte: of de tekst grootte proportioneel verandert, zie Pagina-indeling.
Tekststijl: Wijzigt welke stijl een tekst-object in een partituur gebruikt, zie hieronder
Positie: Boven of onder de notenbalk, zie hieronder
Gebruik in het Eigenschappen paneel de eigenschap Tekststijl onder de Meer knop. Het concept van opmaak wordt uitgelegd in het overzicht. Alleen de "stijl voor tekst binnen een bepaald type object" die een tekst-object in een partituur gebruikt, kan worden gewijzigd, deze omvat de "Gebruiker-1" ... "Gebruiker-12", zie hieronder. Zie Sjablonen en stijlen.
Het Eigenschappen paneel wordt gebruikt voor het toewijzen van opmaak aan de tekst-object(en). Wanneer een tekst-object wordt gewijzigd, kunnen alle tekens daarin veranderen. Het Eigenschappen paneel wordt ook gebruikt voor het toewijzen van opmaak aan individuele tekens in een tekst-object, wanneer tekens zijn geselecteerd.
Het is belangrijk om te weten dat, zelfs wanneer tekens in een tekst-object zijn geselecteerd, sommige eigenschappen die in het venster Eigenschappen worden weergegeven nog steeds de instelling van het tekst-object zijn, maar niet de karaktereigenschap. Dit geldt ook voor de Positie eigenschap.
Gebruik in het Eigenschappen paneel de eigenschap Positie onder de Meer knop om de plaatsing van het tekst-object te wijzigen . Als er een overschrijvende optie bestaat voor dit type object, is deze in "stijl voor een bepaald type object", maar niet in "stijl voor tekst in een bepaald type object", zie "De waarden in een stijl wijzigen" hieronder. Zie ook het hoofdstuk Sjablonen en stijlen.
Het concept van opmaak wordt uitgelegd in het overzicht.
Begrijp eerst Sjablonen en stijlen. Om waarden binnen een stijl te wijzigen, gebruik je het "Stijl" venster: Opmaak→Stijl.
Om visuele instellingenwaarden toe te wijzen aan een eigen stijl: "Gebruiker-1" tot "Gebruiker-12", gebruik je het "Stijl"-venster: Opmaak→Stijl > Tekststijlen > Gebruiker-1 ... Gebruiker-12
Notenbalktekst en Systeemtekst zijn objecten voor de weergave doeleinden die hieronder zijn vermeld. Ze kunnen optioneel het afspelen van MuseScore beïnvloeden, alleen het gedeelte na de bijbehorende noot of rust wordt beïnvloed.
- Toepassen van swing- en straight-ritme (notenbalk- en systeemtekst).
- Partituur- en deeltitels toepassen.
- Capo afspelen voor gitaristen (notenbalktekst, alleen voor Musescore 4.0.2 en eerder. Voor Musescore 4.1.0 en hoger gebruik in plaats daarvan het nieuwe capo's toepassen hoofdstuk.)
- Andere algemene doeleinden niet alleen gedekt door andere tekst soorten. Verschillende soorten op tekst gebaseerde objecten zijn niet uitwisselbaar, zie Soorten tekst.
Expressietekst objecten geven muzikale expressies en uitvoerings-indicaties aan. Ze hebben geen invloed op het afspelen van MuseScore. Om dynamiek aan te geven en tegelijkertijd afspelen te creëren, gebruik je Dynamiek symbolen. Om het tempo tegelijkertijd aan te geven en te beïnvloeden, gebruik je Tempomarkeringen.
Notenbalk- en Systeemtekst zijn qua gedrag en functie vergelijkbaar.
Je kunt ook het pictogram "Notenbalktekst" naar een noot in de partituur slepen voordat je de gewenste tekst invoert.
Je kunt ook het pictogram "Expressie" naar een noot in de partituur slepen voordat je de gewenste tekst invoert.
Je kunt ook het pictogram "Systeemtekst" naar een noot in de partituur slepen voordat je de gewenste tekst invoert.
Nieuwe Systeemtekst verschijnt automatisch boven de bovenste notenbalk van het systeem (opmaak concept). Als je een gelijkaardige indicatie nodig hebt op een andere balk, voeg die dan toe aan die balk met behulp van notenbalktekst.
Sommige sjablonen hebben een extra functie. Wanneer je een systeemtekst aanmaakt, wordt deze automatisch gedupliceerd en net boven een andere lagere notenbalk weergegeven. Als een van beide exemplaren van het object wordt bewerkt, wordt de inhoud van beide bijgewerkt. Als een van beide wordt verwijderd, worden beide verwijderd. Deze sjablonen omvatten:
Bewerk eigenschappen van geselecteerde notenbalktekst-, systeemtekst- en expressietekstobject(en) in het Eigenschappen paneel. Tekstgerelateerde instellingen worden behandeld in het hoofdstuk Tekst opmaken.
Notenbalk- en systeemtekst kunnen optioneel het afspelen beïnvloeden. Afspeel gerelateerde instellingen kunnen worden bewerkt in de "Notenbalktekst-eigenschappen" en "Systeemtekst-eigenschappen" vensters. Wanneer een notenbalk- of systeemtekst wordt gedupliceerd of hergebruikt via een aangepast palet, dan worden de afspeelinstellingen opnieuw gebruikt.
Een expressietekst kan worden toegevoegd aan een noot waaraan al een dynamiek-symbool is gekoppeld. Als je dit doet, wordt het uitgelijnd op het dynamiek symbool. Dit gedrag en de eigenschap Eigenschappen: Expressie: Uitlijnen op dynamiek wordt uitgelegd in het hoofdstuk Dynamiek.
Notenbalktekst-eigenschappen, voor swing- en capo-instellingen, zijn als volgt toegankelijk:
Het venster "Systeemtekst-eigenschappen" heeft slechts één tabblad, het Swing-instellingen.
Zie hoofdhoofdstuk Sjablonen en stijlen.
"Stijl voor tekst binnen notenbalktekst" is speciaal, zie Tekst opmaken.
Waarden van de "Stijl voor tekst in expressietekst" kunnen worden bewerkt in Opmaak→Stijl→Tekststijlen→Expressie
De muzikale terminologie tempo betekent de snelheid of het tempo van een compositie. Muzikanten gebruiken tempomarkeringen/markeringen om het tempo aan te geven. Ondersteunde tempomarkeringen zijn onder meer:
De synthesizer van MuseScore is gebaseerd op twee instellingen:
De handmatige / overschrijvende afspeelinstelling binnen geselecteerde object(en) Eigenschappen paneel gebruikt een speciale eenheid "BPM". "BPM" is het aantal kwartnoten binnen één minuut in decimaal getal. Het heeft niets te maken met de muzikale beat. Het is niet het hele getal dat conventioneel in metronoommarkeringen of in de partituur wordt gebruikt. Deze eenheid wordt ook gebruikt in het afspeelpaneel.
Muzikanten gebruiken tempomarkeringen om de waarde van één tel aan te geven, maar MuseScore gebruikt de telinformatie niet binnen tempomarkeringen. Maatinformatie wordt alleen verkregen van de Maatsoorten.
Tempomarkeringen zijn MuseScore-tekst, behalve de tempoveranderingslijnen. Dat zijn MuseScore-lijnen die tekst bevat, zie Tekst en Andere lijnen hoofdstuk. Ze gedragen zich als Systeemtekst of "Systeemtekstlijn".
Het afspelen volgt standaard de geschreven inhoud. Als je het getal bewerkt, verandert het afspelen ook. Dit gedrag is veranderbaar, zie de sectie "Het afspelen van tempomarkeringen wijzigen". Als de noot en de verlenginspunt per ongeluk worden verwijderd of als er een andere nootwaarde nodig is, moeten professionele symbolen worden gebruikt, zie de sectie "Uiterlijk veranderen".
Het tempo verandert langs het verankerde bereik van het object, zie het hoofdstuk Andere lijnen.
MuseScore begrijpt de geschreven inhoud niet. Deze items hebben een vooraf gedefinieerde tempo-instelling. In het Tempo-palet van Musescore 4.2, standaard:
De instelling kan worden gewijzigd, zie de sectie "Afspelen wijzigen".
MuseScore begrijpt de geschreven inhoud niet. In het Tempo-palet van Musescore 4.2, standaard:
Al deze instellingen kunnen worden gewijzigd, zie de sectie "Afspelen wijzigen".
Alle markeringen zijn te vinden in het Tempo palet, zie het hoofdstuk De paletten gebruiken. Nieuwe tempomarkeringen worden bovenaan het systeem geplaatst (een opmaakterm, zie het hoofdstuk Pagina opmaak concepten), ze gedragen zich als "Systeemtekst" of "Systeemtekstlijn", zie Notenbalk-, Systeem- en Expressietekst hoofdstuk.
Om een metronoommarkering, tekstuele tempo aanduiding of metrische modulatie aan de partituur toe te voegen, gebruik je een van de volgende methoden:
Om een Metronoommarkering toe te voegen die een geschikte nootwaarde gebruikt door gebruik te maken van de telinformatie uit de maatsoort:
Om een Tempowijzigingslijn toe te voegen, gebruik je de methoden die zijn uitgelegd in het hoofdstuk Andere lijnen: lijnen toepassen. Een veelgebruikte methode is om het toe te voegen aan een geselecteerd bereik:
Het afspelen kan worden geconfigureerd om de geschreven inhoud van Metronoommarkering en metrische modulatie te volgen. MuseScore begrijpt alleen noten- en verlenginspunten professionele symbolen. De verlengingspunt is geen "punt" op het toetsenbord van de computer. Kopieer deze niet vanuit andere programma's of internet, aangezien het niet bepaalde onbewerkte Unicode-tekens zijn.
Andere tekens en cijfers zijn gewone tekens, ingevoerd met behulp van (typen op) een computertoetsenbord. Ze hebben verschillend opmaakgedrag, bijvoorbeeld het wijzigen van het Eigenschappen paneel: Lettertype heeft geen invloed op symbolen, zie het musescore 3 handboek Fonts hoofdstuk. Zie ook het hoofdstuk Tekst invoeren en bewerken.
Tempowijzigingslijnen zijn MuseScore Lijnen. Om het uiterlijk van de stippellijn te veranderen, zie Andere lijnen: lijn-eigenschappen en Elementen direct aanpassen: het bereik van een lijn wijzigen hoofdstukken.
Om de vooraf gedefinieerde tempo-instelling te wijzigen:
Een handmatige/overschrijvende tempo-instelling toewijzen:
- Volg geschreven tempo: verwijder het vinkje om geschreven inhoud op de partituur te negeren
- Gebruik specifiek tempo: vink dit aan om geschreven inhoud op de partituur te negeren
1. Voer een waarde in bij Gebruik specifiek tempo, deze waarde gebruikt de speciale BPM-eenheid, zie Overzicht.
Om de handmatige tempo-instelling te wijzigen:
Tempowijzigingslijnen zijn MuseScore Lijnen. Het tempo verandert langs het verankerde bereik van het object. Om het bereik te wijzigen, zie Andere lijnen: lijn-eigenschappen en Elementen direct aanpassen: het bereik van een lijn wijzigen hoofdstukken.
Tempomarkeringen gedragen zich als "Systeemtekst" of "Systeemtekstlijn", zie Notenbalk-, Systeem- en Expressietekst: Systeemtekst herhalen op andere notenbalken hoofdstuk.
Geselecteerde tempomarkering(en) op een partituur kunnen worden bewerkt met Eigenschappen paneel. De instellingen zijn behandeld in andere secties van dit hoofdstuk. De Eigenschappen: Lettertype eigenschap heeft invloed op gewone tekens, maar niet op de professionele symbolen. Professionele symbolen gebruiken het "Muzieksymbolen lettertype", zie de sectie "Tempostijl". Tekst gerelateerde instellingen worden behandeld in het hoofdstuk Tekst opmaken. Lijngerelateerde instellingen worden behandeld in het hoofdstuk Andere lijnen.
Om de instellingen voor de hele partituur te bewerken, zie de sectie "Tempostijl".
Zie hoofdhoofdstuk Sjablonen en stijlen
Waarden van de "Stijl voor tekst metronoom" kunnen worden bewerkt in Opmaak→Stijl→Tekststijlen→Metronoom. Geen enkel object gebruikt standaard dit profiel. Het doel ervan is het vormgeven van tempomarkeringen die zowel een tekstuele indicatiegedeelte als een metronoommarkeringsgedeelte hebben. Vaak is het metronoommarkeringsgedeelte niet vetgedrukt en iets kleiner. Bron: https://github.com/musescore/MuseScore/issues/13377#issuecomment-147399…
Liedtekst is een vorm van tekst geassocieerd met melodielijnen op notenbalken. bijv.
Zoals je in het bovenstaande voorbeeld kunt zien, worden songteksten lettergreep voor lettergreep ingevoerd, waarbij de teksten binnen woorden worden verbonden door koppeltekens. Onderstrepingslijnen of koppeltekens (afhankelijk van de context) worden gebruikt om melisme's aan te geven, waarbij een lettergreep zich over meerdere noten uitstrekt (zie hieronder).
De liedteksten zijn georganiseerd in verzen, met vers 1 bovenaan en de daaropvolgende verzen in volgorde eronder.
Om nieuwe liedtekst in te voeren of bestaande te bewerken/formatteren, moet je in liedtekst-modus zijn.
Er zijn twee manieren om naar de liedtekst-modus te gaan:
Een melisme is een lettergreep die zich uitstrekt over meer dan één noot.
Als het melisme aan het einde van een woord staat, moet dit worden aangegeven met een onderstrepingsstreepje:
Als een melisme in het midden van een woord voorkomt, kan het in plaats daarvan worden genoteerd met koppeltekens:
Om volgende verzen in te voeren, herhaal je gewoon de stappen die worden weergegeven onder lettergrepen invoeren. Het invoeren van liedtekst begint automatisch in de ruimte onder het laatst ingevoerde couplet.
In de liedtekstmodus kun je omhoog en omlaag bewegen tussen coupletten met behulp van de toetsenbordpijlen, ↑ en ↓.
Standaard springt de cursor over rusten in liedtekstmodus. Het is echter mogelijk om een lettergreep bij een rust in te voeren door de rust te selecteren, de liedtekstmodus (opnieuw) te openen en de lettergreep in te typen. Daarna kun je doorgaan met het invoeren van liedtekst zoals hierboven.
Tekens die niet beschikbaar zijn op het toetsenbord van de computer kunnen worden ingevoerd in liedtekstmodus met behulp van het palet speciale karakters. Hieronder wordt een speciaal geval uitgelicht:
Een Elisie boog (liedtekstboog of synalephe) is een symbool dat wordt gebruikt om twee lettergrepen samen te voegen onder één noot.
Om bijvoorbeeld de liedtekst hieronder te maken, beginnend met de lettergreeptekst "te":
Over het algemeen kunnen liedteksten bewerkt worden zoals normale tekst. Zoals hierboven opgemerkt, hebben toetsen als - (koppelteken) en _ (onderstrepingsteken) echter een speciale betekenis tijdens tekstinvoer. Als je een van deze tekens als zichzelf wilt invoeren, moet je op een speciale escape-toets (d.w.z. een snelkoppeling) drukken om te voorkomen dat de speciale betekenis wordt geactiveerd.
Karakter | Windows | macOS/Linux |
---|---|---|
Spatie ( ) | Ctrl+Spatie | Alt+Spatie |
Koppelteken (-) | Ctrl+- | Alt+- |
Liggend streepje (_) | Ctrl+Shift+_ | Alt+Shift+_ |
Regeleinde (↵) | Ctrl+Return (of Enter in het numerieke toetsenbord gedeelte) | Alt+Return (of Enter in het numerieke toetsenbord gedeelte) |
Om toevoegingen of wijzigingen aan bestaande songteksten aan te brengen, klik je op een lettergreep en gebruik je een de tekstbewerkingsmodus sneltoets om de liedtekstmodus te openen.
Liedteksten worden automatisch verwijderd met hun bovenliggende noten. Je kunt ook liedtekst verwijderen terwijl je de noten intact laat, door de liedtekst te selecteren en vervolgens te verwijderen door op Delete te drukken.
Als je alle liedtekst boven de notenbalk wilt plaatsen, in plaats van eronder:
Je kunt natuurlijk hetzelfde doen door alle liedteksten in de partituur te selecteren en de Positie te veranderen in "Boven" in het Tekst gedeelte van het Eigenschappen paneel.
Elk vers dat aan de notenbalk is verbonden, krijgt een versnummer toegewezen—met het laagste bovenaan en het hoogste onderaan. Je kunt natuurlijk een nummer aan het begin van elk vers toevoegen, maar dit is alleen een visuele indicatie.
Om het versnummer te wijzigen, selecteer je de vers en pas je "Vers" aan in het Liedtekst gedeelte van het Eigenschappen paneel.
Liedteksten worden automatisch gekopieerd met hun bovenliggende noten, maar je kunt liedteksten ook alleen kopiëren zonder de noten.
Merk op dat het bestemmingsbereik vrij moet zijn van bestaande liedteksten, anders wordt de inhoud van het klembord erop geplakt.
Opmerking: Liedtekst wordt altijd in hetzelfde vers geplakt waaruit ze zijn gekopieerd.
Alle liedteksten die aan notenbalken zijn gekoppeld, kunnen vanuit het menu naar het klembord worden gekopieerd met Gereedschappen→Kopieer liedtekst naar klembord.
Zie wijzig het versnummer van de liedtekst.
Je kunt algemene liedteksteigenschappen aanpassen via Opmaak→Stijl→Liedtekst.
Hier vind je een aantal eigenschappen waarmee je kunt bepalen hoe de koppeltekens tussen lettergrepen worden weergegeven.
Vingerzettingsymbolen voor verschillende instrumenten zijn te vinden in het Vingerzetting palet, sommige hiervan zijn gedupliceerd in het Gitaar palet.
Beweeg de muis over de paletpictogrammen om de namen van de symbolen te onthullen.
De verschillende soorten vingerzettingen zijn als volgt:
Opmerking: als je wilt dat de vingerzetting in de tablatuur wordt weergegeven, dan klik je met de rechtermuisknop op de TAB balk en selecteer je Notenbalk/partij-eigenschappen…→Geavanceerde stijl-eigenschappen en vink dan het vakje aan met het label "Laat de vingerzetting zien in de tablatuur".
Vingerzetting toevoegen aan een selectie van noten:
Je kunt ook een vingerzettingsymbool uit een palet naar een enkele noot slepen en neerzetten.
Wanneer vingerzetting wordt toegevoegd aan een noot, verschuift de focus meteen naar het symbool, zodat je het meteen kunt aanpassen.
Om de vingerzettingspositie te bewerken, zie De positite van elementen wijzigen.
Sommige vingerzettingen kunnen naar de andere kant van de notenbalk worden gespiegeld met behulp van de X-sneltoets of het pictogram Wissel stokrichting in de werkbalk voor het invoeren van noten.
De tekstopmaak van vingerzetting kan worden aangepast in het Tekst gedeelte van het Eigenschappen paneel. Zie Tekst opmaken voor details.
Algemene en tekst eigenschappen voor vingerzetting kunnen worden bewerkt vanuit het Eigenschappen paneel.
Voor algemene eigenschappen zie Algemene instellingen.
Voor Tekst eigenschappen, zie Tekst opmaken.
Elk van de verschillende vingerzettingen heeft zijn eigen tekststijl. Deze kunnen worden bekeken en bewerkt vanuit het menu: Opmaak→Stijl→Tekststijlen.
Een akkoordsymbool is een verkorte manier om een muzikaal akkoord en zijn harmonie weer te geven.
MuseScore ondersteunt de volgende notaties:
Am
,6m
,vi
.Nadat je de bewerkingsmodues verlaat, worden alle ingevoerde tekens automatisch geconverteerd naar het juiste formaat. Een grondtoon getypt in kleine letters verandert in hoofdletters (voor alternatieve opties, zie automatische hoofdletters). En tekens die zijn ingevoerd voor voortekens worden automatisch omgezet in professionele glyphs. Een "#" (hash-teken) wordt bijvoorbeeld automatisch een kruisteken (♯). Voer geen Unicode-tekens in of kopieer en plak ze niet, zoals U+266F (kruis teken, ♯) of U+266D (mol teken, ♭) enz., omdat MuseScore ze niet correct zal weergeven in akkoordnotatie.
Het volgende is een samenvatting van sneltoetsen die worden gebruikt om de cursor te verplaatsen in de invoermodus voor akkoordsymbolen:
Actie | Commando (Windows) | Commando (macOS) |
---|---|---|
Verplaats de cursor naar de volgende noot, rust of tel | Spatie | Spatie |
Verplaats de cursor naar de volgende tel | ; (puntkomma) | ; |
Verplaats de cursor naar de vorige noot, rust of tel | Shift+Spatie | |
Verplaats de cursor naar de vorige tel | : (dubbele punt) | : |
Verplaats de cursor naar de volgende maat | Ctrl+→ | Cmd+→ |
Verplaats de cursor naar de vorige maat | Ctrl+← | Cmd+← |
Cursor verplaatsen met duur nummer | Ctrl+1-9 | Cmd+1-9 |
Sluit akkoordsymboolinvoer af | Esc | Esc |
MuseScore begrijpt de meeste afkortingen die in akkoordsymbolen worden gebruikt:
Een bestaand akkoordsymbool kan op dezelfde manier worden bewerkt als gewone tekst: zie Tekstbewerking voor details. Gebruik de hierboven beschreven methoden om speciale tekens te maken. Nadat je de bewerkingsmodus verlaat, worden ze automatisch geconverteerd naar de juiste opmaak.
Niet te verwarren met Becijferde bas/basso continuo.
Het Romeinse Cijferanalyse (RNA)-systeem is een soort muzikale analyse waarbij akkoorden worden weergegeven door Romeinse cijfers in hoofdletters en kleine letters (I, ii, III, iv etc.), superscript, subscript en andere symbolen. Het wordt gebruikt om de harmonie van een compositie te noteren en te analyseren, onafhankelijk van de toonsoort.
Om te beginnen met het invoeren:
RNA-invoer biedt dezelfde sneltoetsen voor navigatie als in akkoordsymbolen (zie hierboven).
Bij elke invoer via het toetsenbord van de computer worden tekens automatisch omgezet naar het juiste formaat. MuseScore gebruikt een gespecialiseerd lettertype, Campania, om de juiste opmaak voor RNA te bieden.
Type dit:
Om dit te krijgen:
Het Nashville Nummer Systeem (NNS) is een verkorte manier om akkoorden weer te geven op basis van schaalgraden in plaats van akkoordletters. Hierdoor kan een begeleiding in elke toonsoort uit hetzelfde akkoordschema worden gespeeld.
Om te beginnen met het invoeren van de Nashville notatie:
Net als bij standaard akkoordsymbolen, kun je de Nashville notatie normaal typen en zal MuseScore zijn best doen om de symbolen op de juiste manier te herkennen en op te maken. Dezelfde sneltoetsen die worden gebruikt voor navigatie bij het invoeren van standaard akkoordsymbolen (bijv. Spatie, zie hierboven) zijn ook beschikbaar voor de Nashville notatie.
Zie ook het hoofdstuk Sjablonen en stijlen.
De uiteindelijke visuele weergave en functie van een akkoordsymbool, Nashville nummer of Romeinse cijferanalyse in een partituurbestand wordt bepaald door:
Zie het hoofdstuk Tekst opmaken en ook het gedeelte "Uiterlijk en functie" hierboven.
De standaard verticale uitlijning van alle akkoordsymbolen, NNS en RNA kan worden ingesteld in "Stijl voor Akkoordsymbolen" Opmaak→ Stijl→Akkoordsymbolen: Positionering.
De standaarduitlijning van objecten hangt ook af van het gebruikte profiel, zie de sectie "Akkoordsymboolstijl". Het effect van waarden in stijlprofielen is cumulatief.
Object(en) uitlijnen:
Wanneer je overschakelt naar de weergavemodus voor de werkelijketoonhoogte, passen de akkoordsymbolen van het transponerende instrument zichzelf automatisch aan. Wanneer akkoordsymbolen worden gekopieerd en geplakt, worden ze dienovereenkomstig getransponeerd. Zie ook het hoofdstuk Transpositie.
Akkoorden geassocieerd met gitaarfretborddiagrammen worden niet automatisch getransponeerd, zie het hoofdstuk Fretborddiagrammen.
Het Transponeer dialoogvenster transponeert alle geselecteerde objecten behalve NNS en RNA, zie het hoofdstuk Transpositie: Transponeerdialoog gebruiken. Om het transponeren van geselecteerde akkoordsymbolen uit te schakelen, schakel je Transponeer akkoordsymbolen uit.
MuseScore kan worden geconfigureerd om automatisch een extra akkoordsymbool tussen haakjes met capo naast elk akkoordsymbool (niet NNS of RNA) in de partituur te maken. Het symbool tussen haakjes klinkt, wanneer het met die capo wordt gespeeld, identiek aan het symbool zonder haakjes. Om deze functie in te schakelen:
Alleen voor akkoordsymbolen (niet NNS of RNA).
MuseScore gebruikt standaard letternamen (A-G), maar je kunt het spellingsysteem wijzigen. MuseScore gebruikt ook automatisch hoofdletters, ongeacht of je ze in hoofdletters of kleine letters hebt ingevoerd, je kunt dit gedrag wijzigen.
Kies in het menu Opmaak→Stijl→Akkoordsymbolen. Kies vervolgens een van de volgende spelling opties:
Kies in het menu Opmaak→Stijl→ Akkoordsymbolen. Kies vervolgens uit de volgende opties:
Je kunt de automatische hoofdletters ook helemaal uitschakelen, in dat geval worden de nootnamen gewoon weergegeven zoals je ze typt.
Hieronder ziet je de resultaten van verschillende instellingen voor lettertype en weergavestijl. In het derde voorbeeld worden de Lettertype-eigenschap van afzonderlijke objecten genegeerd omdat de Jazz renderstijl wordt gebruikt.
Lettertype (lettertype of lettertypefamilie) moet niet worden verward met Renderstijl. Zie ook Fonts.
Om lettertype en opmaak toe te wijzen aan individuele symbolen in een partituur, gebruik je Eigenschappen paneel. Om een standaardlettertype toe te wijzen, gebruik je algemene stijlprofielen "stijl voor tekst in een bepaald type". Voor akkoordsymbolen en NNS (maar niet RNA) wordt de eigenschap Lettertype van individuele objecten genegeerd wanneer de weergavestijl Jazz wordt gebruikt.
De weergavestijl moet niet worden verward met Lettertypeoptie.
Renderstijl is de MuseScore-functie die extra opmaak gebruikt om het graveren te verbeteren. Het wordt gedefinieerd in het globale stijlprofiel "Stijl voor akkoordsymbool" in Opmaak → Stijl → Akkoordsymbolen . Alle akkoordsymbolen worden beïnvloed door de gekozen weergavestijl, er is geen individuele eigenschapsoptie. Er wordt automatisch een geschikte standaardinstelling gebruikt, gebaseerd op het geselecteerde sjabloon om de partituur te maken. Voor Jazz-sjablonen wordt de weergavestijl Jazz gebruikt, voor andere sjablonen wordt de weergavestijl Standaard gebruikt. De drie beschikbare opties zijn:
MuseScore gebruikt de volgende terminologie:
Extensiegedeelte en wijzigingsgedeelte kunnen extra opmaak gebruiken:
Alleen akkoordsymbolen en NNS zorgen voor afspelen, RNA wordt niet afgespeeld.
Om het afspelen van deze objecten van het MuseScore-programma in/uit te schakelen:
Om het afspelen van geselecteerde object(en) in de partituur in/uit te schakelen:
Om geselecteerde akkoordsymbolen te bewerken, bewerk je de instellingen onder Eigenschappenpaneel: Akkoordsymbool sectie. Om de globale instellingen voor alle akkoordsymbolen en NNS (maar niet RNA) in een partituur te bewerken, bewerk je de instellingen onder Opmaak→ Stijl→Akkoordsymbolen: Afspelen gedeelte.
* Interpretatie: Letterlijk of Jazz.
* Samenstelling: Automatisch, Alleen grondtoon, Gesloten, Verlaag tweede, Zes noten, Vier noten, Drie noten.
* Duur: Tot volgend akkoordsymbool, Tot het einde van de maat, Tot het einde van de aangegeven duur
Opmerking: Het driehoeksymbool Δ in MuseScore wordt alleen een majeur drieklank gemaakt.
Met MuseScore kun je akkoorden op de notenbalk genereren uit geselecteerde akkoordsymbolen. De intonatie van deze akkoorden is afhankelijk van de afspeelinstellingen (hierboven) voor deze akkoorden.
Om een selectie van akkoordsymbolen te uit te schrijven:
Opmerking: Het driehoeksymbool Δ in MuseScore wordt alleen een majeur drieklank gemaakt. Om de akkoordkwaliteit achteraf te wijzigen, zie de sectie "Externe links".
Akkoordsymbool(en) in een partituur kunnen worden bewerkt met het Eigenschappen paneel. Tekst gerelateerde instellingen worden behandeld in Tekst. Afspeel gerelateerde instellingen worden besproken in het gedeelte Het afspelen van akkoordsymbolen wijzigen hierboven.
Zie het hoofdhoofdstuk Sjablonen en stijlen en het gedeelte Uiterlijk en functie hierboven.
Waarden van de "Stijl voor akkoordsymbolen" kunnen worden bewerkt in Opmaak→Stijl→Akkoordsymbolen.
Waarden van de "Stijl voor tekst in het akkoordsymbool" kunnen worden bewerkt in Opmaak→Stijl→Tekststijlen→Akkoordsymbool
Waarden van de "Stijl voor tekst in het akkoordsymbool (alternatief)" kunnen worden bewerkt in Opmaak→Stijl→Tekststijlen→Akkoordsymbool (alternatief).
Waarden van de 'Stijl voor tekst in het Nashville nummer' kunnen worden bewerkt in Opmaak→Stijl→Tekststijlen→Nashville nummer
Waarden van de "Stijl voor tekst in het Romeinse cijferanalyse" kunnen worden bewerkt in Opmaak→Stijl→Tekststijlen→Romeinse cijferanalyse
Om de akkoordkwaliteit te veranderen na Genereren van akkoordstemmen op een notenbalk, gebruik je een plug-in zoals:
Om harmonie of akkoord te identificeren, gebruik je een plug-in zoals:
Stijlbestand voor akkoordsymbolen (*.xml):
Basso continuo (becijferde bas) is een verkorte notatie voor het weergeven van akkoorden op een continuo instrument (zoals een keyboard) met behulp van een reeks cijfers en andere symbolen die onder de noten van de baslijn worden geschreven.
Om de relevante vervangingen en vormcombinaties van kracht te laten worden en voor een juiste uitlijning, verwacht het mechanisme van de basso continuo dat de invoerteksten enkele regels volgen (wat in ieder geval de regels zijn voor een syntactische basso continuo aanduiding):
Als een ingevoerde tekst niet aan deze regels voldoet, wordt deze niet verwerkt. Hij wordt opgeslagen en weergegeven zoals hij is, zonder enige opmaak.
Getallen worden direct ingevoerd. Een groep van getallen boven elkaar gestapeld wordt ook als enkele tekst ingevoerd en met Enter op elkaar gestapeld:
Voortekens kunnen worden ingevoerd met de gebruikelijke toetsen:
Voor het invoeren van: | type: |
---|---|
dubbele mol | bb |
mol | b |
herstellingsteken | h |
kruis | # |
dubbelkruis | ## |
Deze karakters worden automatisch omgezet in de juiste tekens zodra je de bewerker verlaat. Voortekens kunnen voor of na een getal (en natuurlijk, in plaats van een getal, voor een aangepast terts), in overeenstemming met de gewenste stijl. Beide stijlen worden netjes uitgelijnd met het voorteken 'hangend' aan de linker- of rechterzijde.
Gestreepte getallen of getallen met een kruis kunnen worden ingevoerd door het toevoegen van een \, / of + na het getal (gecombineerde toevoegingen). De juiste gecombineerde vorm wordt gemaakt bij het verlaten van de bewerker:
Het ingebouwde lettertype kan overweg met de equivalente combinaties, waarbij de meest gebruikelijk vervangen wordt toegepast:
1+, 2+, 3+, 4+ wordt (of )
en 5\, 6\, 7\, 8\, 9\ wordt (of )
Onthoud dat een / alleen met een 5 kan worden gecombineerd, ieder ander 'gestreept' figuur wordt weergegeven als een vraagteken.
+ kan ook worden gebruikt voor een getal. In dit geval wordt het niet gecombineerd met het getal maar wordt het netjes uitgelijnd ('+' hangt aan de linkerzijde).
Haakjes om te openen en om te sluiten, zowel ronde '(', ')' als rechte '[', ']' kunnen worden ingevoegd voor en na de voortekens, voor en na een getal en voor en na een vervolglijn. De toegevoegde haakjes zullen de juiste uitlijnen van het hoofd karakter niet verstoren.
Opmerking: (1) De bewerker controleert niet of de haakjes (open en sluit, rond of recht) in 'balans/evenwicht' zijn. (2) Meerdere haakjes in een regel zijn syntactisch niet juist en voorkomen correcte herkenning van de ingevoerde tekst. (3) Een haakje tussen een getal en een gecombineerde toevoeging ('+', '\', '/') wordt geaccepteerd maar voorkomt het combineren van de vormen.
Gebruik een van de volgende opties om een reeds ingevoerde basso continuo aanduiding te bewerken:
De gebruikelijke tekst bewerkingsrechthoek komt dan te voorschijn en de tekst wordt omgezet in normale tekens (('b', '#' en 'h' voor de voortekens, gescheiden combinatie vormen, liggende streepkes, etc.) om het bewerken te vereenvoudigen.
Zodra je klaar bent druk je op Spatie om naar de volgende noot te gaan of klik je buiten de tekstbewerkingsrechthoek, net zoals bij het maken van nieuwe symbolen.
De duur van een Basso continuo indicatie duurt vaak tot de volgende basnoot of het einde van een maat. Dergelijke Basso continuo kan achtereenvolgens worden ingevoerd met behulp van het toetsenbord. (Om naar een tussenpunt te gaan of om een basso continuo groep voor een langere duur uit te breiden, zie duur).
Elke basso continuo groep heeft een duur, die wordt aangegeven door een lichtgrijze lijn erboven (deze lijn is natuurlijk alleen ter informatie en wordt niet afgedrukt of geëxporteerd naar PDF).
Aanvankelijk heeft een groep dezelfde duur als de noot waaraan deze is gekoppeld. Er kan een andere duur nodig zijn om verschillende groepen onder één noot te passen of om een groep uit te breiden tot meerdere noten.
Om dit te bereiken, kan elke toetscombinatie in de onderstaande tabel worden gebruikt om (1) het bewerkingsvak vooruit te schuiven met de aangegeven duur en (2) de duur van de vorige groep in te stellen tot aan de nieuwe positie van het bewerkingsvak.
Als je er meerdere achter elkaar indrukt zonder een basso continuo tekst in te voeren, wordt de vorige groep herhaaldelijk uitgebreid.
Type: | Je krijgt: |
---|---|
Ctrl+1 | 1/64 |
Ctrl+2 | 1/32 |
Ctrl+3 | 1/16 |
Ctrl+4 | 1/8 |
Ctrl+5 | 1/4 |
Ctrl+6 | halve noot |
Ctrl+7 | hele noot |
Ctrl+8 | 2 hele noten |
(De getallen zijn dezelfde als die worden gebruikt bij het instellen van de duur van de noten)
Het exact instellen van de duur van de basso continuo groep is alleen in twee gevallen verplicht:
Het is echter een goede gewoonte om de duur altijd in te stellen op de beoogde waarde voor plug-ins en MusicXML.
Vervolglijnen worden ingevoerd door het toevoegen van een '_' (liggend streepje) aan het eind van de lijn. Ieder getal in een groep kan zijn eigen vervolglijn hebben:
Vervolglijnen worden getekend voor de gehele duur van de basso continuo groep.
'Verlengde' vervolglijnen
Soms is het nodig dat een vervolglijn wordt verbonden met een vervolglijn in een volgende groep, wanneer een deel van een akkoord gehandhaafd moet blijven over de twee groepen. Een voorbeeld (beide door J. Boismortier, Pièces de viole, op. 31, Paris 1730):
In het eerste geval heeft iedere groep zijn eigen vervolglijn, in het tweede geval zijn de vervolglijnen van de eerste groep door gezet in de tweede groep.
Dit kan worden bereikt door het invoeren van meerdere (twee of meer) liggende streepjes "__" aan het eind van de tekst regel van de eerste groep.
De tekstopmaak van basso continuo symbolen wordt automatisch door het programma afgehandeld op basis van stijlinstellingen (zie hieronder). Alleen de Algemene en Uiterlijk eigenschappen kunnen worden aangepast in het Eigenschappen paneel.
Eigenschappen van alle basso continuo symbolen in de partituur kunnen worden ingesteld via Opmaak→Stijl→Basso continuo.
De volgende afbeelding visualiseert elke numerieke parameter:
Uitlijning: Selecteer de verticale uitlijning: met Bovenaan wordt de bovenste regel van elke groep uitgelijnd met de verticale hoofdpositie en de groep 'hangt' eraan (dit wordt normaal gesproken gebruikt met basso continuo notatie en is de standaard), met Beneden is de onderste regel uitgelijnd met de verticale hoofdpositie en de groep 'zit' erop (dit wordt soms gebruikt in sommige soorten harmonische analyse-notaties):
Stijl: Kies uit "Modern" of "Historisch." Het verschil tussen de twee stijlen wordt hieronder weergegeven:
Type: | Om te krijgen: |
---|---|
Ctrl+G | Voegt een nieuwe basso continuo groep toe aan de geselecteerde noot. |
Spatie | Gaat verder naar de volgende noot. |
Shift+Spatie | Gaat verder naar de volgende noot. |
Tab | Gaat verder naar de volgende noot. |
Shift+Tab | Gaat verder naar de volgende noot. |
Ctrl+1 | Gaat 1/64 vooruit, stelt de duur van de vorige groep in. |
Ctrl+2 | Gaat1/32 vooruit, stelt de duur van de vorige groep in. |
Ctrl+3 | Gaat 1/16 vooruit, stelt de duur van de vorige groep in. |
Ctrl+4 | Gaat 1/8 vooruit, stelt de duur van de vorige groep in. |
Ctrl+5 | Gaat 1/8 vooruit, stelt de duur van de vorige groep in. |
Ctrl+6 | Gaat een halve noot vooruit, stelt de duur van de vorige groep in. |
Ctrl+7 | Gaat een halve noot vooruit, stelt de duur van de vorige groep in. |
Ctrl+8 | Gaat twee hele noten vooruit, stelt de duur van de vorige groep in. |
Ctrl+Spatie | Voert een spatie in, handig wanneer de basso op de tweede lijn staat (bv. 5 4 -> 3). |
BB | Voert een dubbele mol in. |
B | Voert een mol in. |
H | Voert een herstellingsteken in. |
# | Voert een kruis in. |
## | Voert een dubbelkruis in. |
_ | Voert een vervolglijn in. |
__ | Verlengt een vervolglijn. |
Opmerking: Voor Mac opdrachten moet de Ctrl worden vervangen door Cmd.
Repetitietekens (ook wel repetitieletters genoemd) kunnen op een aantal manieren worden gebruikt. bijv.
Repetitietekens zijn een type systeemtekst. In een volledige partituur worden ze alleen weergegeven boven de bovenste notenbalk van een systeem, maar verschijnen ze in alle instrument partijen.
Repetitietekens kunnen op twee manieren aan de partituur worden toegevoegd: (1) handmatig, zodat je ze kunt benoemen zoals je wilt of (2) automatisch, wat ervoor zorgt dat ze op volgorde worden genoemd.
Handmatig een repetitieteken aanmaken en een naam naar keuze geven:
MuseScore kan de Repetitietekens automatisch een naam geven. Doe ofwel:
Opmerkingen: (1) Standaard worden tekens toegevoegd in de reeks, A, B, C enz. (2) Om het formaat van later toegevoegde tekens te wijzigen (in kleine letters of cijfers), bewerk je het vorige repetitieteken dienovereenkomstig . (3) Tekens toegevoegd tussen bestaande repetitietekens voegen een cijfer of letter toe aan het vorige teken, het is een goed idee om het Herbepaal opeenvolgende repetitietekens commando achteraf toe te passen (zie hieronder).
Als je wilt dat de repetitietekens worden weergegeven als maatnummers:
MuseScore maakt het mogelijk om automatisch een reeks repetitietekens opnieuw te rangschikken als ze om wat voor reden dan ook uit de volgorde zijn geraakt. Gebruik de volgende methode:
MuseScore detecteert automatisch de reeks op basis van het eerste repetitieteken in de selectie—alle repetitietekens in de selectie worden dan dienovereenkomstig aangepast. De volgende reeksen zijn mogelijk:
Zie Zoek / ga naar (Navigeren door je partituur).
In de meeste volledige partituren worden alle Repetitietekens alleen boven de bovenste notenbalk van een systeem weergegeven maar verschijnen ze in alle gegenereerde instrument partijen. Als dubbele markeringen vereist zijn op andere notenbalken, moeten ze worden toegevoegd als notenbalktekst.
Sommige sjablonen hebben een extra functie, b.v. Symphony Orchestra of Classical Orchestra, zie de lijst met sjablonen in het hoofdstuk Notenbalk- en Systeemtekst. In een nieuwe partituur die is gemaakt met behulp van een van de twee hierboven genoemde sjablonen, wordt, wanneer je een repetitieteken boven de bovenste notenbalk maakt, automatisch een identiek exemplaar toegevoegd net boven de strijkerssectie. Als een van beide exemplaren van het repetitieteken wordt bewerkt, dan wordt de inhoud van beide bijgewerkt. Als een van beide wordt verwijderd, worden beide verwijderd.
Repetitietekens verschijnen standaard in een groot, vetgedrukt lettertype, ingesloten in een kader en uitgelijnd met het midden van de startmaatstreep van de maat. Je kunt de standaard tekst eigenschappen bewerken vanuit Opmaak→Stijl→Tekststijlen.
De eigenschappen van geselecteerde repetitietekens kunnen worden gewijzigd in het Eigenschappen paneel.
Zie Sjablonen en stijlen.
Waarden van de "Stijl voor repetitietekens" kunnen worden bewerkt in Opmaak→Stijl→Repetitietekens.
Waarden van de "Stijl voor tekst in repetitieteken" kunnen worden bewerkt in Opmaak→Stijl→Tekststijlen→Repetitieteken
De koptekst en voettekst gebieden bevinden zich respectievelijk aan de boven- en onderkant van een pagina. Ze geven vaak nuttige informatie over de partituur weer, zoals de titel, bestandsnaam, paginanummer, copyrightdetails enz.
Selecteer in het hoofdmenu Opmaak→Stijl→Koptekst, voettekst
:
De bovenste helft van het dialoogvenster Koptekst, voettekst is waar je de Koptekst definieert, de onderste helft is voor de Voettekst. Zowel koptekst- als voettekstgebieden zijn verder onderverdeeld in Oneven en Even secties—voor respectievelijk oneven en even pagina's. En ten slotte zijn zowel de kop- als voettekstgebieden horizontaal verdeeld in drie secties: Links, Midden en Rechts, die de corresponderende gebieden van de kop- of voettekst vertegenwoordigen.
Om de weergave van kop-/voetteksten in of uit te schakelen, vink je de vakjes "Koptekst" en/of "Voettekst" naar wens uit of aan.
Beweeg de cursor over het gedeelte waarin je tekst wilt specificeren. Er verschijnt een venster met een lijst met tekst opties en de codes die moeten worden ingevoerd om ze te realiseren.
Voer de code voor de gewenste tekst in het vak in. Voor elk codefragment moet een nieuwe regel worden gebruikt.
Om een kop- of voettekst te maken voor een partij, dan moet die partij het actieve tabblad zijn.
Opmerking: wanneer je een nieuwe partituur aanmaakt, zullen alle copyrightdetails die zijn ingevoerd op de Aanvullende partituur informatie pagina van de Nieuwe partituur dialoog verschijnen in het voettekstgebied van de eerste pagina. Paginanummers worden ook weergegeven op volgende pagina's van nieuw gemaakte partituren. Dit zijn alleen standaardinstellingen en kunnen later worden gewijzigd in het dialoogvenster Koptekst, voettekst stijl (hierboven).
Metadata is informatie over je partituurbestand, zoals de titel, copyrightinformatie, bestandsnaam, aantal pagina's enzovoort. Elk van deze fragmenten wordt een metadata-tag genoemd.
Kop- en voetteksten kunnen metadata-tags weergeven, zoals paginanummer, bestandsnaam enz., evenals tags waarvan de inhoud wordt weergegeven in Project-eigenschappen.
Als je de cursor over een vak beweegt in het dialoogvenster Koptekst, voettekst (zie afbeelding hierboven), ziet je een lijst met de metadatatags die beschikbaar zijn voor invoer en de (tweeletterige) codes om ze in te voeren.
Je zult merken dat code-invoer voor tags hoofdlettergevoelig is. Bijvoorbeeld:
Als je inhoud uit het Project-eigenschappen venster wilt weergeven die niet wordt gedekt door een tweeletterige code, moet je deze invoeren in het vak in het formaat:
NOT FOUND: header_footer_code.png
Voer de tagnaam in kleine letters in, tenzij de naam van de metatag in Project-eigenschappen uit twee woorden bestaat, in welk geval het tweede woord met een hoofdletter moet beginnen en er geen spaties tussen de woorden mogen staan.
In het dialoogvenster Koptekst, voettekst zijn er twee vakjes voor zowel de koptekst als de voettekst:
Om de plaatsing van alle kop- en voettekst te verfjinen:
Op dezelfde manier kun je andere tekst eigenschappen (lettertype, lettergrootte enz.) aanpassen vanuit het Tekst gedeelte van het Eigenschappen paneel.
Dezelfde aanpassing kan rechtstreeks worden gemaakt in de items "Koptekst" en "Voettekst" bij Opmaak→Stijl→Tekststijlen.
In tegenstelling tot andere soorten tekst, kun je de tekst eigenschappen van een enkel kop- of voettekstelement niet wijzigen zonder alle elementen in de partituur van dezelfde stijl te beïnvloeden. Dit is logisch omdat je normaal gesproken wilt dat alle kop-/voettekst elementen dezelfde tekst eigenschappen hebben.
Stijl eigenschappen van kopteksten en voetteksten worden behandeld in Een kop- of voettekst toevoegen aan je partituur (hierboven).
Eigenschappen van Tekststijl worden behandeld in Wijzigen hoe kop- en voetteksten worden weergegeven (hierboven).
Een tekstblok is een tekst object ingevoerd binnen een kader.
Tekstblokken in kaders hebben tal van toepassingen:
enzovoort.
Een tekstblok aan een kader toevoegen:
Opmerking: wanneer je details invoert van een nieuwe partituur (zoals Titel, Componist enz.) in de Aanvullende partituur informatie pagina van het Nieuwe partituur dialoog, dan deze verschijnen automatisch als tekstblokken in een kader bovenaan de eerste pagina.
De algemene en tekst eigenschappen van een geselecteerd tekstblok kunnen worden gewijzigd in het Eigenschappen paneel. Wellicht dat je de volgende dingen wilt aanpassen:
Vergeet niet om van de nieuwe instelling de standaardstijl te maken (indien van toepassing) door op het relevante pictogram met drie puntjes te klikken en "Sla op als standaardstijl voor deze partituur" te selecteren.
De tekst eigenschappen van een geselecteerd tekstblok kunnen worden gewijzigd in het Tekst gedeelte van het Eigenschappen paneel.
Je kunt ook een geheel andere tekststijl kiezen uit de keuzelijst onder "Tekststijl" (in Eigenschappen: Tekst→Meer)
De standaardeigenschappen van elk tekstblok kunnen worden bewerkt via Opmaak→Stijl→Tekststijlen. Je kunt ook wijzigingen aanbrengen in individuele stijleigenschappen vanuit het Eigenschappen paneel, zie Standaardinstellingen opslaan en herstellen.